Tuesday 25 November 2008

Vrijheid. Denken en handelen in naam van godsdienst

Men kan de vraag stellen in welke mate personen wel vrij zijn in hun geestelijk denken.
Er is de algemene tendens en de tradities die elkeen omgeven. Allen zijn wij een product van onze tijd. Velen beweren niet onderhevig te zijn aan die tijdsgeest of stromingen die er heersen, maar zijn zij er wel zo vrij van?
 The World Book Encyclopedia zegt dat „de meeste adolescenten zich sterk betrokken voelen bij leeftijdgenoten — hun kring van vrienden en kennissen. Deze tieners zoeken de goedkeuring van hun leeftijdgenoten in plaats van die van hun ouders, en het kan zijn dat zij zich anders gaan gedragen om die goedkeuring te winnen." Tieners, zo vervolgt deze encyclopedie, „nemen aan dat zij zich normaal ontwikkelen als hun leeftijdgenoten hen accepteren en aardig vinden". Daarom „gaan zij helemaal op in dingen die naar hun mening met hun populariteit te maken hebben, zoals hun kledingstijl, leiderskwaliteiten en succes in het maken van afspraakjes".
zijn volwassenen vrij van die dringende vraag van de maatschappij? Ik vrees er voor dat de sociale druk zo krachtig is dat men niet eens merkt dat er een groepsdruk is. Vooral bij religie zit die wortel zo diep, dat de mensen hun angst om te botsen met algemeen overheersende gedachten, hen dot kiezen voor de meest gangbare. Zijn zij dan echter vrij? Behoren zij dan tot een vrij godsdienst?

Zelfs binnen de christelijke gemeente kunnen wij onder de invloed komen van ongezonde groepsdruk wanneer wij geestelijk zwakke personen als onze naaste metgezellen kiezen (1 Korinthiërs 15:33; 2 Thessalonicenzen 3:14). Zulke mensen zijn vaak niet geneigd over geestelijke zaken te spreken; wellicht bespotten zij zelfs degenen die daar wel graag over praten. Wanneer wij deze personen als onze naaste metgezellen kiezen, zal groepsdruk ons wellicht in eenzelfde vorm dwingen, en wij zouden al gauw kunnen bemerken dat onze denkwijze en onze houding de hunne weerspiegelt. Wij zouden zelfs negatief kunnen gaan denken over degenen die oprecht zijn in hun geloof en die geestelijke vorderingen trachten te maken. — 1 Timotheüs 4:15.

Eigenaardig is het dat bepaalde andersdenkende groepen steeds als de mindere worden beschouwd. Nochtans zou men kunnen stellen of juist niet diegenen die klakkeloos aannemen wat de meerderheid zegt dat juist die meelopers de zwakken zijn. Zij denken dan dat zij vrijheid van denken en handelen hebben maar zijn de slaaf geworden van de dirigerende geestelijke  leiders van die grondleer of geestelijke leerstelling.

Doorheen de wereldse menselijke geschiedenis hebben veel mensen het zekere voor het zekere gekozen. Zij hebben voor een 'vrijheid' gekozen, welke betekende dat hun lijfelijke lichaam veilig gesteld werd. Zij kozen een gemakkelijke weg om lichamelijke vrijheid te krijgen. Maar kregen zij wel geestelijke vrijheid!?!Velen hebben hun geestelijke vrijheid weg gegeven om dat het lichaam hun meer lief was.

De Bijbel laat ons echter vele moedige mannen en vrouwen zien, welke hun aardse vrijheid durfden opzij te zetten in weerwil van de reacties van anderen. Deze roeiers tegen de stroom kregen het daardoor zeker niet gemakkelijk en riskeerden soms letterlijk hun leven.

Diegenen die durven neen zeggen tegen de aangeboden verleiding van een mooi toekomst weten wel wat sterkte en vrijheid inhoud. (Genesis 39:1-12; 39:8, 9; Daniël 1:3-20; Mattheüs 6:13; 1 Thessalonicenzen 5:17) zij die zeggen dat het allemaal niet zo belangrijk is of dat het zo een vaart niet zou lopen, zijn zij wel juist? Zijn veel vrijheden niet onderworpen aan Gods gedachten, en zijn zij misschien toch gebonden in zekere zin, maar bevrijdend in de andere zin!

Sadrach, Mesach en Abednego demonstreerden ook de waarheid van wat Jezus Christus later zei: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel" (Lukas 16:10). Hun moedige standpunt ten aanzien van zoiets betrekkelijk kleins als voedsel en de schitterende wijze waarop Jehovah het liet aflopen, sterkten hen ongetwijfeld voor een latere, ernstiger toets (Daniël 1:18-20). Deze toets kwam toen hun op straffe van de vuurdood werd bevolen mee te doen aan afgoderij. Moedig bleven de drie jonge mannen bij hun standpunt om alleen Jehovah te aanbidden en vertrouwden volledig op hem, wat de afloop ook mocht zijn. Opnieuw zegende Jehovah hen wegens hun geloof en moed — ditmaal door hen op wonderbare wijze tegen het vuur te beschermen toen zij in een oververhitte oven werden geworpen. — Daniël 3:1-30.

Gods Woord bevat nog vele andere voorbeelden van personen die nee zeiden tegen gangbare praktijken. Mozes wilde er niets van weten „de zoon van de dochter van Farao genoemd te worden", ook al zou dit hem voldoende gelegenheid hebben geboden zich over te geven aan „de tijdelijke genieting der zonde" in Egypte (Hebreeën 11:24-26). De profeet Samuël weigerde misbruik te maken van zijn autoriteit door steekpenningen aan te nemen (1 Samuël 12:3, 4). De apostelen van Jezus Christus antwoordden moedig nee toen hun werd bevolen met prediken te stoppen (Handelingen 5:27-29). Jezus zelf zei vastberaden nee tegen alle kwaaddoen — zelfs tot de laatste momenten van zijn leven, toen soldaten hem „met mirre gekruide wijn" aanboden. Het aanvaarden ervan zou op dat kritieke tijdstip zijn standvastigheid hebben verzwakt. ( Markus 15:23; Mattheüs 4:1-10.)

Groepsdruk kan bedrieglijk zijn- misschien merken wij het zelfs niet eens. Er zijn prachtige wetenschappelijke proeven gedaan welke bewijzen hoe beïnvloedbaar de mens wel is. Zonder dat hij het weet kan zijn vrijheid beperkt of gestructureerd geraken door de groepsgeest. Zonder dat zij er erg in hebben worden die leden van de groep elkaar besturend of belemmerend. Door gewenning kan er ook beperking van vrijheid op treden zonder dat de leden er erg in hebben.

Als wij kijken naar de christenen kunnen wij ons afvragen in welke mate zij vrij zijn of gebonden aan kerkgenootschappen? Religie is daardoor zo een zeer moeilijk bespreekbaar iets waar niemand wil onderdoen voor de ander, of openlijk zijn of haar gedacht wil zeggen. De meesten zijn bang niet met een gangbaar gedacht naar boven te komen, of ongewenste reacties te krijgen. Zij vinden het niet aangenaam moesten zij door hun uiting de kansen mislopen iets miszegd te hebben of de andere te raken met een opmerking die hem of haar het vertrouwen of appreciatie zouden kosten. En de mensen gaan zeer ver in hun aanpassing om toch maar door de maatschappij aanvaard te worden.

Hoe de religies elkaar bejegenen laat duidelijk zien in welke mate mensen onder druk worden gezet om niet tegenstrijdig te denken. Door een andere mening te hebben en hier voor uit te komen lopen zij de kans om door deze gemeenschap verworpen te worden, en dat is zeker iets wat zij niet willen dat hen zou over komen. Zij willen geapprecieerd worden in de maatschappij.

Jezus zei: „Gaat in door de nauwe poort; want breed en wijd is de weg die naar de vernietiging voert, en velen zijn er die daardoor ingaan; maar nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden." (Mattheüs 7:13, 14.)

De brede weg is populair omdat die gemakkelijk te begaan is. Degenen die zich daarop bevinden, zijn genotzuchtig, geneigd tot een vleselijke denk- en handelwijze, en zij willen niet anders zijn maar zich naar Satans wereld schikken. Zij voelen zich door Gods wetten en beginselen moreel beperkt (Efeziërs 4:17-19). Jezus zei echter uitdrukkelijk dat de brede weg „naar de vernietiging" voert.

Maar waarom zei Jezus dat slechts weinigen de smalle weg kiezen? Hoofdzakelijk omdat slechts een minderheid zich in hun leven door Gods wetten en beginselen wil laten leiden en zich erdoor wil laten helpen de vele verleidingen en gelegenheden tot kwaaddoen om hen heen te weerstaan. Bovendien zijn slechts betrekkelijk weinigen bereid weerstand te bieden aan ongeoorloofde verlangens, groepsdruk en de vrees wellicht bespot te worden wegens de weg die zij hebben gekozen. (1 Petrus 3:16; 4:4.)

Jozef, Mozes, Daniël, Sadrach, Mesach, Abednego en vele anderen, hoewel onvolmaakte mensen , zeiden neen tegen gangbare gewoonten, tradities of verwachtingen.Zij onthielden zich kwaaddoen in Gods ogen, niet uit koppigheid of halsstarrigheid, maar wegens morele kracht die voortspruit uit Jehovah’s geest (Galaten 5:22, 23). Zij waren geestelijk gezinde mannen. Zij hongerden naar elke uitspraak uit Jehovah’s mond (Deuteronomium 8:3). Zijn woord betekende leven voor hen (Deuteronomium 32:47). Bovenal hadden zij Jehovah lief en vreesden hem, en met zijn hulp kweekten zij geduldig een haat voor kwaaddoen aan. (Psalm 97:10; Spreuken 1:7.)

In velen hun ogen waren zij misschien niet vrij, en waren zij slaven van hun geloof.
Maar moeten wij daar geen bewuste keuze durven maken tussen het al dan niet Vrij zijn in de ogen van de wereld of het VRIJ ZIJN in de ogen van God?

Voor mij is de keuze gauw gemaakt. Maar durven wij de keuze ook aan anderen voor stellen?Gods zegen,
In de liefde van Christus,
Marcus Ampe

No comments:

Post a Comment