Showing posts with label uittocht van Israël uit Egypte. Show all posts
Showing posts with label uittocht van Israël uit Egypte. Show all posts

Friday 30 March 2018

De avond dat Jeshua zijn talmidim opdroeg dat de Pascha Seder vanaf die tijd zal worden gevierd ter zijner nagedachtenis

Vanavond zullen Christenen over de hele wereld Goede Vrijdag eren terwijl andere Christenen bijeen zullen komen om naast Jezus laatste avondmaal ook zijn dood en het gevolg van zijn overgave aan de Romeinen zullen herdenken.

Tegelijkertijd met hen zullen het Joodse volk en de Messiaanse gelovigen de Pascha Seder vieren en vertellen hoe de Engel des Dood de huizen van de Israëlieten en al degenen die het bloed van het Paaslam op hun deurposten toepasten in Egypte passeerde.
 
Bijna tweeduizend jaar geleden werden 12 mannen die het Pascha Seder in Jeruzalem vierden verteld door hun rabbijn en meester, Jeshua (Jezus), dat dit hun laatste Seder samen zou zijn. Hij verklaarde ook de profetische betekenis ervan.

"Toen het uur aanbrak, leunden Yeshua en zijn apostelen achterover. En Hij zei tegen hen: 'Ik heb met verlangen gewild dit Pascha met u te eten voordat ik lijd. Ik zeg je, ik zal het niet opnieuw eten totdat het vervulling vindt in het koninkrijk van God. '"(Lukas 22: 14-16)
Ondanks deze laatste keer dat ongezuurd brood werd gebroken en de wijn werd gedeeld, liet Jeshua hen niet zonder hoop achter.  Hij benadrukte de fysieke komst van het Koninkrijk van God:
"Na het nemen van de beker, dankte Hij en zei:" Neem dit en deel het onder u. Want ik zeg je dat ik niet meer zal drinken van de vrucht van de wijnstok totdat het koninkrijk van God komt. '
"En hij nam brood, dankte en verbrak het en gaf het hun, zeggende:" Dit is mijn lichaam dat voor u is gegeven; doe dit ter herinnering aan Mij. "Op dezelfde manier nam Hij na het avondmaal de beker en zei: 'Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn bloed, dat voor u wordt uitgestort'" (Lukas 22: 17-20) )
Voor slechts een korte tijd had de zoon van de vakman Jozef rond getrokken en gesproken over het Woord van God en over hoe hij de Weg naar God is en hoe dat Koninkrijk van God zou komen. Tijdens die bijeenkomst in een bovenkamer in Jeruzalem onderwees Jeshua zijn talmidim (discipelen) dat de Pascha Seder vanaf die tijd zal worden gevierd ter nagedachtenis aan het offer dat hij van zichzelf zou gaan maken om een ​​verzoening voor de zonden van de hele mensheid te worden.

Vanavond begint dan ook de achtdaagse viering van het Pascha bij zonsondergang.
Terwijl het Joodse volk
het begin van deze profetische vakantie markeert, zullen velen hier in België hun paasvakantie gaan nemen terwijl weinigen daar van nog even zullen stilstaan rond het gebeuren van Christus. Meerderen zullen meer aandacht schenken aan paaseieren en paashaasjes in plaats van de herinnering hoog te houden van Jezus dood en verrijzenis.

Laat ons door die heidense feestgebeurtenis echter niet misleid zijn. Dit jaar valt het samen, wat velen ook in feeststemming zal brengen rond de zelfde tijd. Maar laat het er u niet van afhouden om over die belangrijke gebeurtenissen, zoals de bevrijding van het Joodse Volk uit Egypte en de bevrijding van de vloek des doods, door het zoenoffer van Jezus.

Vanavond gedenken wij wat een voorafschaduwing is van de redding die voor de hele mensheid is verricht door de Nazareense leermeester Jeshua, met een ceremoniële maaltijd genaamd de Seder, waarin het verhaal van bevrijding uit de slavernij in Egypte wordt verteld alsook waar het verhaal wordt verteld van de laatste levensuren van Jeshua en hoe dat voor ons de weg opent naar een hoop tot een beter leven.

File:Christ after death,photo Jerusalam.JPG
Foto van het centrale deel van een mozaïek in de kerk van het Heilig Graf in Jeruzalem, op de buitenmuur van de Catholicon achter de steen der unie. Het mozaïek beeldt af dat Jezus van het kruis wordt genomen en dat zijn lichaam wordt gezalfd voordat het in het graf wordt geplaatst.



Wednesday 15 July 2015

God die Zijn stem laat horen en Zijn wonderwerken laat zien



“32 Want, vraag toch naar de vorige dagen, die voor u geweest zijn, van dien dag af, dat God den mens op de aarde geschapen heeft, van het [ene] einde des hemels {38} tot aan het [andere] einde des hemels, of zulk een groot ding geschied of gehoord zij, als dit: 33 Of een volk gehoord hebbe de stem van God, sprekende uit het midden des vuurs, gelijk als gij gehoord hebt, en levend zij gebleven? 34 Of: of God verzocht heeft te gaan, om Zich een volk uit het midden eens volks aan te nemen, door verzoekingen, {39} door tekenen, en door wonderen, en door strijd, {40} en door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en met grote verschrikkingen; {41} naar al hetgeen de HEERE, uw God, ulieden voor uw ogen in Egypte gedaan heeft? 35 U is het getoond, opdat gij wetet, dat de HEERE die God is; {42} er is niemand meer dan Hij alleen! {43} 36 Van den hemel {44} heeft Hij u Zijn stem laten horen, om u te onderwijzen; en op de aarde {45} heeft Hij u Zijn groot vuur doen zien; en gij hebt Zijn woorden uit het midden des vuurs gehoord.” (Deuteronomium 4:32-36 STV)

 “Gij zult dan weten, dat de HEERE, uw God, die God is, die getrouwe God, {8} welke het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden tot in duizend geslachten.” (Deuteronomium 7:9 STV)

 “En de HEERE voerde ons uit Egypte, door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door groten schrik, en door tekenen, en door wonderen.” (Deuteronomium 26:8 STV)

 “De grote verzoekingen, {4} die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen.” (Deuteronomium 29:3 STV)

 “Welgelukzalig zijt gij, o Israël! wie is u gelijk? gij zijt een volk, verlost door den HEERE, het Schild uwer hulp, {83} en Die een Zwaard is uwer hoogheid; {84} daarom zullen zich uw vijanden geveinsdelijk aan u onderwerpen, {85} en gij zult op hun hoogten treden! {86}” (Deuteronomium 33:29 STV)

 “En in al die sterke hand, {25} en in al die grote verschrikking, {26} die Mozes gedaan heeft {27} voor de ogen van gans Israël.” (Deuteronomium 34:12 STV)

 “Want Ik zal Mijn hand {28} uitstrekken, {29} en Egypte slaan met al Mijn wonderen, {30} die Ik in het midden van hetzelve doen zal; daarna zal hij ulieden laten vertrekken. {31}” (Exodus 3:20 STV)

 “Doch Ik zal Farao’s hart verharden; {4} en Ik zal Mijn tekenen en Mijn wonderheden in Egypteland vermenigvuldigen.” (Exodus 7:3 STV)

 “Wanneer Farao tot ulieden spreken zal, zeggende: Doet een wonderteken voor ulieden; {10} zo zult gij tot Aäron zeggen: Neem uw staf, {11} en werp [hem] voor Farao’s aangezicht neder; hij zal tot een draak worden.” (Exodus 7:9 STV)

 “19 Verder zeide de HEERE tot Mozes: zeg tot Aäron: Neem uw staf, en steek uw hand uit over de wateren der Egyptenaren, over hun stromen, over hun rivieren, en over hun poelen, {22} en over alle vergadering hunner wateren, dat zij bloed worden; en er zij bloed in het ganse Egypteland, beide in houten en in stenen [vaten]. {23} 20 Mozes nu en Aäron deden alzo, gelijk de HEERE geboden had; en hij hief den staf op, {24} en sloeg het water, dat in de rivier was, voor de ogen van Farao, en voor de ogen van zijn knechten; en al het water in de rivier werd in bloed veranderd. 21 En de vis, die in de rivier was, stierf; {25} en de rivier stonk, {26} zodat de Egyptenaars het water uit de rivier niet drinken konden; en er was bloed in het ganse Egypteland. {27}” (Exodus 7:19-21 STV)

 “2 Spreek nu voor de oren des volks, {4} dat ieder man {5} van zijn naaste, {6} en iedere vrouw van haar naaste zilveren vaten en gouden vaten eise. {7} 3 En de HEERE gaf het volk genade in de ogen der Egyptenaren; {8} ook was de man Mozes {9} zeer groot in Egypteland {10} voor de ogen van Farao’s knechten, en voor de ogen des volks.) {11} 4  Verder zeide Mozes: {12} Zo heeft de HEERE gezegd: {13} Omtrent middernacht zal Ik uitgaan door het midden van Egypte;” (Exodus 11:2-4 STV)

 “De HEERE dan had tot Mozes gesproken: {24} Farao zal naar ulieden niet horen, opdat Mijn wonderen in Egypteland vermenigvuldigd worden. {25}” (Exodus 11:9 STV)

 “En de HEERE zeide tot Mozes: Hoe lang zal mij dit volk tergen? En hoe lang zullen zij aan Mij niet geloven, {16} door alle tekenen, die Ik in het midden van hen gedaan heb?” (Numeri 14:11 STV)

 “(Ik stond te dier tijd tussen den HEERE en tussen u, om u des HEEREN woord aan te zeggen; want gij vreesdet voor het vuur en klomt niet op den berg) zeggende:” (Deuteronomium 5:5 STV)

 “Want wie is er van alle vlees, {21} die de stem des levenden Gods, sprekende uit het midden des vuurs, gehoord heeft gelijk wij, en is levend gebleven?” (Deuteronomium 5:26 STV)

 “De grote verzoekingen, {16} die uw ogen gezien hebben, en de tekenen, en de wonderen, en de sterke hand, en den uitgestrekten arm, door welken u de HEERE, uw God, heeft uitgevoerd; alzo zal de HEERE, uw God, doen aan alle volken, voor welker aangezicht gij vreest.” (Deuteronomium 7:19 STV)

 “De grote verzoekingen, {4} die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen.” (Deuteronomium 29:3 STV)

 “10 En Gij hebt tekenen en wonderen gedaan aan Farao, {19} en aan al zijn knechten, en aan al het volk zijns lands; want Gij wist, dat zij trotselijk tegen hen handelden; en Gij hebt U een Naam gemaakt, als het is te dezen dage. 11 En Gij hebt de zee voor hun aangezicht gekliefd, dat zij in het midden der zee op het droge zijn doorgegaan; en hun vervolgers hebt Gij in de diepten geworpen, als een steen in sterke wateren.” (Nehemia 9:10-11 STV)

 “Hebt Gij hen nochtans door Uw grote {28} barmhartigheid niet verlaten in de woestijn; de wolkkolom week niet van hen des daags, om hen op den weg te leiden, noch de vuurkolom des nachts, om hen te lichten, en dat, op den weg, {29} waarin zij zouden wandelen.” (Nehemia 9:19 STV)

 “De pilaren {30} des hemels sidderen, en ontzetten zich {31} voor Zijn schelden.” (Job 26:11 STV)

 “3 De stem {4} des HEEREN is op de wateren, {5} de God der ere {6} dondert; de HEERE is op de grote {7} wateren. 4 De stem des HEEREN is met kracht, de stem des HEEREN is met heerlijkheid.” (Psalmen 29:3-4 STV)

 “Voor hun vaderen had Hij wonder gedaan, in Egypteland, [in] het veld {8} van Zoan.” (Psalmen 78:12 STV)

 “Hoe Hij Zijn tekenen stelde in Egypte, en Zijn wonderheden in het veld van Zoan; {44}” (Psalmen 78:43 STV)

 “48 Ook gaf {49} Hij hun vee den hagel over, en hun beesten aan de vurige {50} kolen. 49 Hij zond onder hen de hittigheid {51} Zijns toorns, verbolgenheid, en verstoordheid, en benauwdheid, [met] uitzending der boden {52} van veel {53} kwaads. 50 Hij woog {54} een pad voor Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun gedierte {55} gaf Hij aan de pestilentie over. 51 En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel {56} der krachten in de tenten {57} van Cham. 52 En Hij voerde Zijn volk als schapen, en leidde hen, als een kudde, in de woestijn. 53 Ja, Hij leidde hen zeker, zodat zij niet vreesden; want de zee {58} had hun vijanden overdekt.” (Psalmen 78:48-53 STV)

 “Zij deden onder hen de bevelen Zijner {47} tekenen, en de wonderwerken in het land {48} van Cham.” (Psalmen 105:27 STV)

 “Wonderdaden in het land {35} van Cham; vreselijke dingen aan de Schelfzee.” (Psalmen 106:22 STV)

 “20 Gij, Die tekenen en wonderen gesteld hebt in Egypteland, tot op dezen dag, {36} zo in Israël, als onder [andere] mensen, {37} en hebt U een Naam gemaakt, als Hij is te dezen dage! 21 En hebt Uw volk Israël uit Egypteland uitgevoerd, door tekenen en door wonderen, en door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door grote verschrikking.” (Jeremia 32:20-21 STV)

 “En het geruis {27} van de vleugelen {28} der cherubs {29} werd gehoord tot het uiterste voorhof, {30} als de stem {31} des almachtigen Gods, {32} wanneer Hij spreekt.” (Ezechiël 10:5 STV)

 “6 Ten zelven dage hief Ik Mijn hand tot hen op, dat Ik hen uit Egypteland uitvoeren zou, in een land, dat Ik voor hen uitgespeurd had, vloeiende van melk en honig, {13} hetwelk het sieraad is van alle landen. {14} 7 En Ik zeide tot hen: Een ieder werpe de verfoeiselen zijner ogen weg; {15} en verontreinigt ulieden niet {16} met de drekgoden van Egypte; {17} Ik, de HEERE, ben uw God. 8 Maar zij waren wederspannig tegen Mij, en wilden naar Mij niet horen; niemand wierp de verfoeiselen zijner ogen weg, {18} noch verliet de drekgoden van Egypte; daarom zeide Ik, dat Ik Mijn grimmigheid {19} over hen uitgieten zou, om Mijn toorn {20} tegen hen te volbrengen in het midden van Egypteland. 9 Doch Ik deed het {21} om Mijns Naams wil, {22} opdat hij niet ontheiligd wierde {23} voor de ogen der heidenen, in welker midden zij waren; aan welke Ik Mij, {24} voor derzelver ogen, {25} bekend gemaakt heb, om hen uit Egypteland uit te voeren.” (Ezechiël 20:6-9 STV)

 “Deze heeft hen uitgeleid, doende wonderen en tekenen in het land van Egypte, en in de Rode zee, en in de woestijn, veertig jaren.” (Handelingen 7:36 STV)

 “Want zijzelven {23} verkondigen van ons, hoedanigen {24} ingang wij tot u hebben, en hoe gij tot God bekeerd zijt van de {25} afgoden, om den levenden {26} en waarachtigen God te dienen;” (1 Thessalonicen 1:9 STV)

 “Vernedert u dan {12} onder de krachtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te Zijner tijd.” (1 Petrus 5:6 STV)

*


Engelse versie / English version: Elohim, Mar-Yah showing His wonders + See God's wonderworks and hear His Voice

Saturday 24 January 2009

Het scheuren van het voorhangsel

"En het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën van boven tot beneden. "

MARCUS vertelt ons in de proloog van zijn evangelie wat Jezus (en wellicht ook johannes de Doper) direct na zijn doop had gezien. "En terstond, toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich nederdalen" (1: 10). Om dit ontzagwekkende verschijnsel,
blijkbaar van een ga­ping in het hemelge­welf, te beschrijven, gebruikt de evangelist een sterk woord, dat elders wordt gebruikt voor het scheuren van een kledingstuk of een vissersnet. Mar­cus' verhaal van Jezus' leven van dienstbaar­heid onder zijn volk, dat met dit fenomeen is begonnen, eindigt met een tweede scheuring: "En het voorhangsel van de tempel scheurde in tweeën van boven tot beneden" (15:38). De beide verschijnselen heb­ben veel met elkaar te maken.

De profeet Jesaja zag terug naar de uittocht van Israël uit Egypte met be­wondering en heimwee. Hij wist wat Mozes gezegd had over die onvergete­lijke dag toen de engel op de berg Simil" van de Here neerdaalde en de Tien Geboden aankondigde, terwijl het volk op de vlakte daarvoor stond te luiste­ren. "Heeft ooit een volk een goddelij­ke stem gehoord, sprekende uit het midden van het vuur, zoals gij die ge­hoord hebt, en het leven behouden? Of heeft ooit een god beproefd te ko­men om zich een volk te nemen uit het midden van een ander volk, door be­proevingen, door tekenen, door won­deren en strijd, met een sterke hand en een uitgestrekte arm en grote ver­schrikkingen, zoals de HERE, uw God, om uwentwil dit alles voor uw ogen gedaan heeft?" (Deuteronomium. 4:33).

Hoe belovend was die roeping en hoe bedroevend dan dat het verbondsvolk, zo vele eeuwen later, zozeer afvallig en on­trouw is geworden dat het voor de twee­de keer in een toe­stand van slavernij, in Babel, raakte. De profeet verlangt dat de dikke sluier tussen hemel en aarde weer zal worden ge­scheurd, met een nieuwe verschijning van Gods heerlijkheid en een tweede indrukwekkende bevrijding. Hij geeft uiting aan zijn verlangen met de smeek­bede: "Scheur toch de hemel open. Ja, daal toch op aarde neer: de bergen zouden ervan schudden!" (Jesaja 64: 1-2).

Goed op de keper beschouwd geeft Marcus aan het begin van zijn evangelie de vervulling van Jesaja's gebed te ken­nen. Weliswaar ontbraken de huive­ringwekkende verschijnselen van aardbeving, vuur, rook met bazuingeschal. De stem die uit de hemel sprak heb­ben alleen jezus en johannes gehoord (Johannes 1 :32-34). Maar het schenken van de kracht van de heilige Geest aan Gods Zoon doorbrak de dikke sluier tussen hemel en aarde en verschafte Hem de nodige toerusting om op te treden onder zijn volk als Profeet en Geneesheer, machtig in werk en woord, en zijn verlossingstaak te vol­brengen.

Het scheuren van het voorhangsel God liet zijn Zoon niet sterven zonder het meelevende getuigenis van de natuur: drie uur duisternis en een aard­beving. Het scheuren, juist op het moment dat jezus stierf, van het dikke gordijn, dat voor het allerheiligste, innerlijkste vertrek van de tempel hing, was ook niet toevallig, maar is gebeurd met symbolische betekenis. Wat voor betekenis zou dit zijn? Sommigen denk­en aan het wegnemen van de scheiding tussen joden en heidenen. Anderen om aan te geven dat met jezus' offerdood het heiligdom en de priesterdienst hun functies hadden verloren.

In deze allerheiligste plaats in de tabernakel en tempel stond vroeger de ark des verbonds met daarbovenop cherubfiguren. Men beschouwde dit als de ontoegankelijke troon op aarde van Israëls onzichtbare Koning in de hemel. De schrijver van Psalm 80 spreekt God immers toe als: "Gij, die op de cherubs troont" (Psalm 80:2). Hoe zou een zondig mens daarvoor ooit kunnen verschij­nen? Daarom mochten zelfs de pries­ters tot Gods troon in het allerheiligste niet naderen. Alleen één keer in het jaar, op de grote Verzoendag, mocht de hogepriester met stipte inachtne­ming van het voorgeschreven ritueel om hem te beschermen, achter het voorhangsel gaan. Op deze wijze, zoals de schrijver van de brief aan de He­breeën opmerkt, "gaf de Heilige Geest te kennen, dat de weg naar het heilig­dom nog niet open lag, zolang de eer­ste tent nog bestond. Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd" (Hebr. 9:8-9)

Als het verboden was zelfs Gods symbolische troon op aarde toe te naderen, kon er geen sprake van zijn dat iemand voor Gods troon in de hemel zou verschijnen. Voor Petrus en zijn toehoorders op de Pinksterdag was het dus vanzelfsprekend dat David "niet is opgevaren naar de hemel" (Hand. 2:34). jezus zei tegen Nicode­mus: "Niemand is opgevaren naar de hemel" (Johannes 3: 13).
Toch had Nicodemus, als leraar in Israël en tevens een kenner van de Schrift, moeten weten wat Daniël in een nachtgezicht had gezien. Een Mens werd van de aarde naar Gods troon geleid om regeringsmacht te ontvang­en, een profetie die in vervulling ging met Christus' hemelvaart en verhoging.
Dit was de realiteit waarvan de Verzoendag een afschaduwing was. "Want Christus is niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goe­de, voor het aangezicht Gods te ver­schijnen" (Hebreeën 9:24). En omdat Christus daar is, mag ook zijn volk langs een nieuwe weg toetreden (10: 19 e.v.). •

 - Met de Bijbel in de hand