Showing posts with label verbond. Show all posts
Showing posts with label verbond. Show all posts

Friday 15 April 2011

Wij zijn zelf verantwoordelijk


Wij zijn zelf verantwoordelijk Originally placed on Apr 12, '11 2:17 PM

Engelse versie / English version: We are ourselve responsible

In het tijdschrift van het Leuvense ziekenhuis Gasthuisberg stond onlangs een interview afgenomen door Jan van Rompuy met enkele ouder patiënten. De echtgenote van een kanker hebbende vrouw was helemaal gedesillusioneerd. Hij zag het niet meer zitten en begreep niet dat er zulk een God kon bestaan die hen zo kon doen lijden. Zij hadden hun best gedaan om goed te leven en bij het vernemen dat de vrouw kanker had offerden zij vele kaarsen en baden zij veel. Er stond niet bij tot wie zij hun gebeden richtten en voor wie zij kaarsjes branden. Dat laatste is wel iets verwerpelijks voor God, dus in weze zouden zij met die daad Hem zeker al niet kunnen verzoenen.

Telkens als er ons iets overkomt zoeken wij een dader, een verantwoordelijke voor het slachtoffer en gaan velen er dingen achter plaatsen zoals een bepaalde straf. Rampen worden al snel afgeschreven als straf van God. Vooral fundamentalistische predikers zijn er zeer handig in om dan de mensen nog meer de stuipen op het lijf te jagen.

Genghis Kan zei: "Ik ben de straf van God. ..Indien jullie je niet had toevertrouwd aan geweldige zonden, zou God geen straf als mij op u gestuurd hebben".

Vele godsdiensten zeggen dat hun goden straffen naar die of deze sturen.

Ter gelegenheid van de hevige aardbeving in Japan met een intensiteit van 9 op de Richter schaal en de verwoestende vloedgolf die daarna over Japan kwam met vervolgens de bedreiging van giftige radioactiviteit die van de beschadigde kernreactoren opduikt, deden vele mensen de vraag stellen of wij deze ellenden als straffen van God zouden kunnen beschouwen.

Maar daar kan ik slechts naar de Heilige Schrift verwijzen en hoe daar God wordt afgeschilderd als een liefhebbende, bezorgde of bekommerde, helpende, bevrijdende, strenge maar rechtvaardige positieve God. Als wij nagaan wat er allemaal over die God van hemel en aarde is geschreven moeten wij ons afvragen of die straf door God wel compatibel is met de Bijbelse bevestiging dat "God liefde is" en ons ten goede komt.
Het is waar dat wij voorbeelden in de Bijbel vinden waar God een straf naar zekere personen of zelfs enkele mensen of zelfs steden brengt. In de Bijbel kunnen wij vinden hoe het Joodse Volk ontwikkelde en wetten werden gegeven. Zij zouden die wetten kunnen aannemen of zouden hen kunnen negeren. Zij waren in grote mate vrij om zelf hun koers te bepalen. Wij leren hoe zij zich vestigden in oud Israël en hoe er geschreven staat dat God hen soms voor het ongehoorzamen van Zijn bevelen strafte, welke leidde dat zij hun wegen veranderden. (Lees b.v. 2 Samuel hoofdstukken 12 & 13 en merk wat er met de koning en één van zijn zonen gebeurde: 2 Samuel hoofdstukken 15-19, 21)

Dikwijls wordt boosaardigheid in plaatsen is als de reden vermeld waarom God tussenbeid kwam of op kwam om hen te straffen. De conservatieve groep Repent America in de V.S. bijvoorbeeld beweerde dat de orkaan Katrina in New Orleans een 'daad van God' in oordeel op de stad was omdat er de jaarlijkse gebeurtenis 'Zuidelijke Decadentie' was die duizenden homoseksuelen samen bracht, om hen de gelegenheid te geven om hun sexualiteit bot te vieren. De orkaan sloeg New Orleans en overstroomde tot 80% van de stad, waarbij het meer dan een maand duurde eer het water weg trok en nog steeds kunt u nu puin vinden en kan men nog niet herstelde plaatsten vinden.

Indien deze tragedie gebeurde omdat God boos was op New Orleans kan men de vraag stellen waarom er andere plaatsen zo hevig getroffen waren en wat was dan het punt van de erge verwoesting en verlies van leven veroorzaakt in Mississippi en Alabama? Waarom was dan het Franse Kwartier, het district waar die 'verderfelijke gebeurtenis' zou gehouden worden  een van de minst verwoeste delen van de stad?
Ook claimde de uitgesloten advocaat Fred Waldron Phelps, Sr. (Geboren 13 november 1929) een Amerikaanse dominee die de Westboro Baptistische Kerk (WBC), een onafhankelijke Baptistische kerk in Topeka, Kansas, aanvoert dat die vele verwoestende gebeurtenissen, zoals 11 september, de aardbeving en vloedgolf van december 2004 , de doden in Irak en de weerzinwekkende Orkaan Katrina het resultaat van de woede van God tegen 'gay mensen' is. Trouwens hebben de Irakezen eigenlijk weinig te maken met de homofiele Amerikaanse soldaten die daar dan niet op hun plaats zouden zijn, maar in Amerika thuis horen.

Ook voor de aardbeving in de Indische Oceaan en daarop volgende vloedgolf in de 24ste december 2004 met een omvang van tussen 9,1 en 9,3, de derde grootste aardbeving ooit geregistreerd op een seismograaf in de wereld, zeiden mensen dat het God was die de moslims en ongelovige Hindoes strafte. Maar ook verscheiden Christenen lieten het leven.

Sommige mensen debatteren dat indien God dezelfde gisteren, vandaag en voorgoed is waarom worden wij dan niet op dezelfde wijze gestraft als vroeger?

God heeft in de geschiedenis in Zijn Overeenkomst, met Zijn Beloften en door Zijn Godsverbond met Abraham en zijn nakomelingen geopenbaard als een mogendheid die zich bezorgend, gidsend meevoelend, en helpend opstelde. Het was en is nog steeds een positieve God met een mooi ontwerp voor Zijn creatie. God had vrijheid gegeven aan de mens, maar wist dat hij er niet veel van ging maken. Voor de misstap van de eerste mens was God bereid een offersysteem te voorzien dat naar de toekomst wees waarin Hij een man zou geven die het terug goed zou maken met de Schepper. Gods doel met de aarde zou weer volbracht worden.  Onder de wet werd de mens getoond hoe God met de zondige natuur van de mens omging. De mensheid was verantwoordelijk naar God op die wijze waarop hij afhing van welke vrijstelling waaronder hij leefde. Gebeurde het in de tijd van Onschuld, Geweten, Menselijke Regering, Belofte, Wet, Genade of zal het gebeuren in de tijd van Goddelijke Regering.

Met de komst van Jezus Christus en zijn afgewerkt werk op de houten paal zijn wij de tijd van Genade binnengekomen. De aanbieding van Jezus heeft de gehele mensheid bevrijd. Vandaag gaat God met ons om door het afgewerkte werk van Christus. Jezus heeft aangeboden zijn lichaam als het ultieme Lam en daarom God vereist geen aanbiedingen meer. Jezus was het ultieme slacht-offer, het volmaakte Loskoopoffer en Zoenoffer. Nu wordt de mens niet door zijn geweten verantwoordelijk, maar door zijn aanvaarding of verwerping van de Genade van God. Gratie is de onverdiende goedheid en onverdiende gunst van Almachtige God. Hij verzorgt door Christus, de middelen waardoor wij eeuwig leven kunnen ontvangen. God zal het oordeel over de koppige en slechte mensen laten komen wanneer Jezus terugkeert en wanneer God hen op de laatste dag zal doen opstaan uit de doden en Jezus  hen zal doen samen brengen. Voor die samenkomst met de wedergekomen Jezus zal er geen vervoering in de wolken zijn maar ook geen bestraffing want de mens ontvangt de dood reeds als straf voor zijn zonden. Geen straf voor die tijd, niet op deze aarde, niet in een vagevuur of in een hel.

Wij kunnen er op aan dat God niet veranderd is en voor Hem zijn zij die de stem kunnen horen van het Goed Nieuws en de Gospel van Goede Tijdingen horen preken, de Bevrijding door Christus horen maar niet willen luisteren, en berouwen en naar God toe wensen te komen diegenen die het zullen moeten aandurven hun straf en vernietiging na Armaggedon recht in de ogen te kijken. Voor hen zal na de verrijzenis of opstanding uit de eerste dood in die Eindtijd, de tweede dood hun deel zijn.

De wens van God is dat iedereen gered zal worden. Maar toch zal Hij de vrije wil van de mens niet inperken. Iedereen zal de vrije keuze hebben om al of niet Jezus Christus als de Messias aan te nemen en onderdaan te worden van de Enige Ware God in het Koninkrijk van God.
De Almachtige Vader Elohim Jehovah is geen tiran en wil niemand tot Zijn ideeën dwingen. Iedereen heeft een vrije wil ontvangen en kan doen wat hij of zij graag doet. Maar iedere persoon zal verantwoordelijk voor zijn eigen daden moeten zijn.

Wat wij ooit fabriceren zullen wij zelf onder ogen moeten zien. Wat wij zaaien zullen wij zelf moeten oogsten. Voor alles wat wij doen zullen wij de gevolgen van onze daden moeten dragen. Wij kunnen onze verantwoordelijkheid niet ontlopen. Niemand zal aan de gevolgen van door mensen genomen beslissingen kunnen ontsnappen. Wij zitten nu eenmaal in dezelfde boot. Dat is het enige probleem waar wij niet rond kunnen. Het is namelijk zo dat wat zekere individuen uitvoeren zijn weerslag kan hebben op andere mensen. De gevolgen van een daad van een individu kunnen meer dan één persoon treffen. Dat is niet Gods fout, maar het blijft de fout van mens, die dacht hij de wereld zou kunnen leiden op zijn eigen. Daarom moeten wij heel voorzichtig zijn met wat wij doen. Niet alleen voor onszelf maar ook voor die mensen rond ons.

Wij moeten voorzichtig zijn hoe wij ons wensen te gedragen. Niet enkel voor ons gedrag maar ook voor de reacties naar anderen toe en ook betreft ons gebruik van natuurlijke producten. Wij zouden de risico's van alle dingen in acht moeten nemen en berekenen. Omdat wat wij ook maar doen of gebruiken ons kan treffen maar ook onze buur, zelfs de hele aarde.

Wilt u verder uw eigen gang gaan? Zou u het verkiezen onder de vleugels van Christus Jezus te komen en God als de enige God aan te nemen of wenst u de aarde toe te behoren?

Welke risico's bent u gewillig te nemen en hoe wilt u uzelf en /of anderen beveiligen?


Lees meer over keuzes die de mens kan maken en welke risico's hij al of niet kan nemen en beveiligen:

Nucleaire ramp in Japan doet mensen twee maal nadenken


Energie met vergiftigd geschenk


Nemen van Risico door de maatschappij



Continue reading in following articles:

Japan’s nuclear disaster reason to think twice


A risk taking society


Securing risks

Friday 1 October 2010

Rapture articles

In so many letters I receive I am questioned about dead, life after dead, purgatory, hell, heaven and about a rapture, that I find int necessary to publish my articles on the Rapture already before I got totally ready with restoring all the pages of the Belgian Christadelphian Website.

Unamended Christadelphians feel that the Amended will not accept them for their stand that "covenant relationship brings responsibility" not that "knowledge brings responsibility" that the Amended teach according to them.
We think every person is responsible for what he or she is doing and at the end times all people shall be brought forwards to appear in front of the judgement-seat of Jesus Christ.
At the appearing of Christ prior to the establishment of the Kingdom, the responsible (faithful and unfaithful), dead and living of both classes, will be summoned before his judgement-seat, because all the dead shall be brought back to life.  We look in the articles how those resurrected shall have to come forwards to be judged according to their works; and receive in body according to what they have done, whether it be good or bad.
It is not because you are baptised that you can go into unlawful or immoral actions, because you are saved. Every baptised person has to live accordingly his faith and the Will of God.
Is it not so that if we know something we do have to react to it or handle according to it. When we got to know God, do we not have to place Him somewhere in our life? Then when we get to know Jesus and accept him as our saviour, do we not have to follow this master teacher? Therefore if people want to honour God do they not have to act properly to the wishes of this God. So this knowledge of God and His son would bring certain responsibilities, would it not?
If we do not live according to the wishes and the Will of God, we may forget it. then we shall be sinners and be judged likewise.
On how this judgement is going to fulfilment the Rapture articles try to bring an answer.

The Rapture


Rapture Exposed
1.       Rapture what does it mean?
2.       The Rapture or admittance with Christ
3.       Gather together with Jesus Christ
4.       Raptured in clouds





Atonement

Dead and after

Destination of righteous

Destination of the earth

Evil in the Bible

Fallen Angels

God's design in the creation of theworld

God's His reward

God's promises

Hope

Kingdom of God what will it be like

New covenant

One mediator

Patient waiting

Ressurection of Jesus Christ

Satan or the devil

Sheol or the grave

Soul

Thursday 19 February 2009

De verdwijnende heerlijkheid

TOEN Apollos Efeze verliet om de gemeente te Corinthe te steunen "moedigden de broeders hem daartoe aan en schreven aan de discipelen, dat zij hem vriendelijk moesten ontvang­en" (Handelingen der apostelen 18:27). Met zulke aanbeve­lingsbrieven werden de gemeenten goed geïnformeerd omtrent broeders die bezoek brachten. Er zijn aanduidingen dat broeders met een afwijkende mening al te bereid waren naar een andere gemeente te gaan om hun me­degelovigen over te halen tot hun eigen zienswijzen.
Dit was kennelijk ook het geval in Co­rinthe, gezien wat Paulus aan de ge­meente aldaar schrijft. "Gaan wij weder onszelf aanprijzen? Of hebben wij soms, gelijk sommigen, aanbevelingsbrieven bij u of van u no­dig? Onze brief zijt gij, geschreven in onze harten, kenbaar en leesbaar voor alle mensen, daar gij toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten".
Als de apostel tot de heidenen een aanbevelingsbrief nodig zou hebben wanneer hij te Corinthe kwam, was er daar wel een te lezen. Maar die stond niet op papyrus te lezen: de verande­ring in de levenswijze van zijn bekeer­lingen te Corinthe getuigde van de invloed van zijn evangelie en leer.

De Tien Geboden

Paulus beschrijft deze verandering in hun leven met een zinspeling op de Schrift. Onder de invloed van Gods Geest had Mozes de Tien Geboden op tafelen van steen ge­grift. Die vormden de kern van het verbond te Sinaï gesloten, met het oog op het tot­standkomen van een bestendige relatie tussen God en Israël:
"Ik zal Mij u tot een volk aannemen en Ik zal u tot een God zijn" (Exodus 6:6); "Gij zult Mij een ko­ninkrijk Van priesters zijn en een heilig volk" (Exodus 19:6). Het verbond werd dan gesloten na Israëls plechtige gelofte de Tien Geboden na te komen: "Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen ... Toen nam Mozes het bloed en spreng­de het op het volk en hij zeide: Zie, het bloed van het verbond, dat de HERE met u sluit, op grond van al deze woor­den" (Exodus 24: 7 -8).
Als het eerste gedeelte van de wet van Mozes, vertegenwoordigden de Tien Geboden de wet in haar geheel. Daarom worden ze "het verbond" ge­noemd. "Hij maakte u het verbond bekend, dat Hij u gebood te houden, de Tien Woorden en Hij schreef ze op twee stenen tafelen" (Deuteronomium 4: 13); "Hij schreef op de tafelen de woorden van het verbond, de Tien Woorden" (Exodus 34:28). Salomo had in de tempel die hij liet bouwen "een plaats bereid voor de ark, waarin het verbond des HEREN berust, dat Hij met onze vaderen ge­sloten heeft, toen Hij hen uit het land Egypte had geleid" (I Koningen 8:21).

Een nieuw verbond

Gods bedoeling was dat zijn wet op stenen tafelen geschreven ook op het hart van zijn volk ingegrift zou worden. Mozes zei: "Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken" (Deuteronomium 6:6). Ondanks alles wat de Here voor hen gedaan had, door hen uit hun toe­stand van slavernij in Egypte te redden en hun het land van Israël te geven, ontbrak de bereidwilligheid hun belofte waar te maken en de Here in alles ge­hoorzaam te zijn. Vandaar dat toen het volk uit zijn land gedreven werd om weer in een heidens land te gaan wo­nen, de profeten uitzagen naar het slui­ten van een nieuw verbond. God sprak door Jeremia van een nieuw verbond, gericht evenals het eerste op het tot­stand komen van een gezegende relatie tussen God en Israël: "Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn" (Jeremia 3 I :33). Maar met dit nieuw verbond zou het oorspronkelij­ke doel wel bereikt worden: "Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven." Hetzelfde werd voorzegd ook door Ezechiël, een tijdgenoot van Jeremia: "Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in hun binnenste, en Ik zal het hart van steen uit hun lichaam verwijderen en hun een hart van vlees geven ... zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn" (Ezechiël 11: 19-20).
De vervulling van deze belofte is, volgens Paulus, in eerste instantie te zien in de invloed op gelovigen van het evangelie van Christus gestorven en opgestaan: "daar gij ons toont een brief van Christus te zijn, door onze dienst opgesteld, niet met inkt geschreven, maar met de Geest van de levende God, niet op tafelen van steen, maar op tafelen van vlees in de harten."
Dat hiermee het nieuwe verbond in werking is gegaan blijkt uit de voortzet­ting van zijn verklaring van zijn taak als apostel van Christus: "onze bekwaam­heid is Gods werk, die ons ook be­kwaam gemaakt heeft om dienaren te zijn van een nieuw verbond, niet der letter, maar des Geestes, want de letter doodt, maar de Geest maakt levend" (2 Corinthiërs 3:6).
Deze laatste woorden worden soms geciteerd als bewijs dat de Schrift beter op een figuurlijke dan een letter­lijke wijze te begrijpen is. Maar de letter waarover Paulus schrijft is ken­nelijk wat op de stenen tafelen ge­schreven stond, de Tien Geboden. In het volgende vers beschrijft hij deze als "de bediening des doods, met letters op stenen gegrift". Zij doodde doordat zij degenen die de geboden ongehoor­zaam waren veroordeelde. Jacobus heeft ongetwijfeld de Tien Geboden in gedachte als hij schrijft: "Want wie de gehele wet houdt maar op één punt struikelt, is schuldig aan alle geboden. Want hij die gezegd heeft: Gij zult niet echtbreken, heeft ook gezegd: Gij zult niet doodslaan" (Jacobus 2: I 0-1 I).
De letter die doodt is de Tien Woorden waaraan Israël niet gehoor­zaam is geweest, zodat in plaats van le­ven te schenken zij getuigden van Isra­els schuld. Zij waren aan Israël gegeven met een bijzonder betoon van Gods heerlijkheid. Zozeer dat toen Mozes van de berg Sinaï afdaalde met de twee stenen tafelen, de heerlijkheid van zijn gelaat afstraalde, zodat hij tijdelijk zijn gezicht moest versluieren.
Juist het feit dat die heerlijkheid slechts tijdelijk was, getuigde van de kortstondigheid van dat eerste ver­bond. Aldus redeneert Paulus: "Indien nu de bediening des doods, met letters op stenen gegrift, gepaard ging met zulk een heerlijkheid, dat de kinderen Israëls de blik niet op het aangezicht van Mozes konden vestigen om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die toch verdwijnen moest, hoe zal niet nog meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn? .. Want als het verd­wijnende met heerlijkheid gepaard ging, veel meer is dan het blijvende in heerlijkheid."
Hieruit volgt dat er geen reden is om onderscheid te maken tussen het oude verbond en de bijbehorende wet van Mozes. Wanneer Paulus in een an­dere brief schrijft: "Gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade", slaat dit dus ook op de Tien Geboden. Dit geldt ook voor zijn verdere verklaring; "thans zijn wij van de wet ontslagen, dood voor haar, die ons gevangen hield, zodat wij dienen in de nieuwe staat des Geestes, en niet in de oude staat der letter" (Romeinen 6: 14; 7:6).
Zoals Paulus in dit derde hoofdstuk van 2 Corinthiërs vervolgens aantoont, staat de gelovige niet voor de bedekte en verdwijnende heerlijkheid van de wet, maar voor de heerlijkheid van de herrezen Here. "En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedek­king meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar het­zelfde beeld van heerlijkheid tot heer­lijkheid, immers door de Here, die Geest is" (3: 18). In deze nieuwe ver­houding tot God door Christus Jezus is de wet van God niet geschreven op tafelen buiten hem, maar in zijn bevat­telijke hart en verstand. "Vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid" (Romeinen 6: 18). De eisen van deze nieuwe dienst zijn nog indringender dan de Tien Geboden. In de leer van Christus in de evangeliën bewaard, en die van de apostelen in hun brieven, zijn de principes van de wet toegepast op het leven en de dienst van een toegewijde christen. -

Met de Bijbel in de hand

Friday 30 January 2009

De Knecht des Heren #1 De Bevrijder


I. DE BEVRIJDER (Jesaja 42: 1·7)

TOEN de Here Jezus na zijn doop door Johannes de Doper in de Jor­daan, uit het water steeg, klonk een betuigende stem uit de hemel: "Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb" (Mattheus 3: 17). Bij Je­zus' verheerlijking op de berg hebben ook zijn discipelen een dergelijk getuigenis van God gehoord (Mattheus 17:5).
De woorden: "Gij zijt mijn Zoon" komen voor in Gods belofte aan de komende Wereld koning in Psalm 2. Hij maakt Gods aanstelling bekend met de woorden: "Ik wil gewagen van het besluit des HEREN: Hij sprak tot Mij:
Mijn zoon zijt Gij; Ik heb u heden verwekt. Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit" (Psalm 2:7-8).
Naast de naam 'Zoon' sprak de stem uit de hemel Jezus ook aan als "de geliefde" en verwees hiermee naar een andere Schriftplaats: "Zie, mijn knecht, die Ik ondersteun; mijn uitver­korene, in wie Ik een welbehagen heb. Ik heb mijn Geest op hem gelegd" (Jesaja 42: 1). De Griekse vertaling volgens de Septuaginta geeft de zin van het woord "uitverkorene" door de Knecht Gods geliefde te noemen.
Deze profetie in Jesaja aangaande de Knecht des Heren is de eerste in een reeks van vijf. God stelt hier zijn Knecht voor. Later komt de Knecht zelf aan het woord en we horen ook wat anderen over Hem zeggen.

In dit gedeelte van het boek Jesaja heeft het woord 'knecht' drieërlei be­tekenis. Soms om het volk Israël aan te duiden en soms weer met betrekking tot het gelovige deel daarvan. In deze profetie echter vestigt de Here de aandacht op een bepaald Mens. Hij zegt: "Ik heb u gesteld tot een verbond voor het volk, tot een licht der natiën" (v. 6). Het nieuwe verbond, waarover de profeten menigmaal spreken, zal door de Knecht tussen God en Israël gesloten worden. Hij is dus een eenling, wat de verdere beschrijving van Hem ook aangeeft.
De Knecht is kennelijk een bijzon­dere Persoon, uitverkoren en geroe­pen om een verheven taak te vervuI­len. Daarom schenkt God Hem zijn Geest, opdat Hij hiervoor toegerust zou zijn. Op deze wijze zijn de profe­ten in Israël bekwaam gemaakt voor hun zending: "door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Gods­wege gesproken" (2 Petrus 1:21). In de laatste van deze reeks profetieën spreekt ook de Knecht als een profeet:
"De Geest des Heren HEREN is op Mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen" (Jesaja 61: 1).

Een Rechter-Koning

In deze eerste profetie echter is de Knecht veel meer dan een profeet. Hij zal recht niet alleen verkondigen maar ook op aarde brengen. Het parallellisme: "het recht zal hebben gebracht; en op zijn wetsonderricht zullen de kustlan­den wachten" (vA) komt ook later in deze profetie voor met dezelfde grondwoorden: "Want een wet zal van Mij uitgaan en mijn recht zal Ik stellen tot een licht der volken" (Jesaja 51 :4). Het zou dus consequenter zijn in deze profetie in plaats van 'wetsonderricht' te vertalen met het woord 'wet'. Het woord torah betekent in eerste instan­tie de wet door Mozes gegeven om al­le aspecten van de natie Israël en het leven van elke persoon te regelen. Wanneer jesaja in zijn profetie van de komst van Gods Koninkrijk op aarde zegt: "Want uit Sion zal de wet uitgaan en des HEREN woord uit jeruzalem" voorziet hij de tijd wanneer niet alleen onderricht maar ook Gods wet voor de wereld vanuit haar hoofdstad jeru­zalem in alle landen gevestigd zal worden.
In deze eerste Knechtprofetie komt hetzelfde contrast voor als in andere in deze reeks, namelijk het grote contrast tussen zijn eerste verschijning en zijn latere verhoging. Want voordat Hij de wereld Gods wet zal opleggen, waar­door de aardbewoners verplicht zullen worden volgens Gods maatstaven te leven, zal de Knecht een leraar zijn. Bij zijn eerste verschijning onder zijn volk is er weinig te zien van de machtige Messias die bij zijn tweede komst "de aarde zal slaan met de roede zijns monds en met de adem zijner lippen de goddeloze doden" (Jesaja 11 :4). Het volk waaronder jezus optrad zag geen demagoog die met groot betoon van pracht een rebellerend publiek trachtte op te trommelen, maar een profeet die vooral de individuele luisteraar van zijn boodschap van het Koninkrijk Gods wilde overtuigen (v.2). Mattheüs past deze profetie op jezus toe bij de gelegenheid toen Hij de menigte die Hem volgde ten strengste verbood Hem bekend te maken. De reden hiervoor was blijkbaar een populaire beweging tegen Rome, door mensen die zijn messiaanse taak niet begrepen, te voorkomen.
De liefdevolle belangstelling van de Knecht voor de zwakken en verdruk­ten blijkt uit de verdere beschrijving:
"Het geknakte riet zal hij niet verbre­ken en de kwijnende vlaspit zal hij niet uitdoven; naar waarheid zal hij het recht openbaren" (v.3). Een riet, groei­end aan de oever van een rivier of meer, dat geknakt is door de wind, of een vlaspit die door gebrek aan olie flauwer wordt, zijn beelden van zwakke en verkwijnende mensen. De woorden impliceren meer dan wat zij zeggen, en doen denken aan de liefde­volle zorg van jezus. Hij noemde Zich de goede herder, in tegenstelling met die geestelijke leiders die, zoals Eze­chiël had gezegd, zichzelf weidden en die juist het tegengestelde waren van Hemzelf: "zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde."ver­bindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet" (Ezechiël34:4). De evangelisten vertellen ons hoe Jezus bewogen werd met ontfer­ming als Hij de schare zag als een kud­de zonder herder. Hij illustreerde Gods liefdevolle zorg voor de ver­dwaalden in zijn gelijkenis van het ver­loren schaap.
Niet alleen zal de Knecht de zwak­ke en kwijnende versterken, maar met gebruik van diezelfde beelden geeft de profeet te kennen dat Hijzelf niet zwak of kwijnend van ziel zal zijn: "HIJ zal niet kwijnen en niet geknakt worden .
Hieruit kunnen wij opmaken dat HIJ op tegenstand en ontmoedigend verzet zal stuiten, maar desalniettemin zal HIJ trouw aan zijn opdracht blijven. Dit is een opvallende trek die ook in de andere Knechtprofetieën voorkomt. Mensen die de Knecht in zijn verne­dering hebben gezien zullen zich ver­stommen als Hij verhoogd wordt.


Het verbond

Nadat God het slavenvolk Israël bevrijd had sloot Hij met hen te Sinaï een ver­bond. Dit verbond was de basis van een eeuwigdurende relatie, die telkens beschreven wordt met de woorden:
"Ik zal u tot een God zijn en gij zult Mij tot een volk zijn." Uit de aard van de zaak kan er hier geen kwestie van een contract zijn. Israël werd door het ver­bond verzekerd van Gods bestendige en veelzijdige zorg voor zijn volk. Is­raëls bijdrage was zich te verplichten God te gehoorzamen. Vandaar dat bij het sluiten van het verbond Mozes het boek des verbonds" (bevattende ten­minste de Tien Geboden en wellicht een aantal andere aanvullende veror­deningen) voorlas, waarop het volk de gelofte aflegde: "Alles wat de HERE gesproken heeft, zullen wij doen en daarnaar zullen wij horen" (Exodus 24:7). Op grond van die woorden werd het verbond formeel gesloten.
Israëls treurige geschiedenis is een lang en teleurstellend verhaal van on­trouw aan Gods verbond. Met het oog op de val van het koningschap in jeru­zalem en ballingschap in Babel, be­loofde God door zijn profeten dat Hij een nieuw verbond zou sluiten, om de plaats van het te Sin,iI" gesloten verb?nd in te nemen. Jesaja brengt het slUiten
van dit verbond in verband met de komst van de Verlosser tot Sion (Jesaja 59:20-21). Ezechiël spreekt hierover in verband met de komst van een nieuwe David om in eeuwigheid over het volk te regeren: "Ik zal met hen een ver­bond des vredes sluiten, een eeuwig verbond zal het zijn. Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn" (Ezechiël 37:26). Jeremia haalt deze laatste woorden aan in zijn profetie hierover: "Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal" (Jeremia 31 :31­34).
In deze Knechtprofetie wordt ons verteld dat dit nieuwe verbond tot stand zal komen door Gods Knecht. "Ik, de HERE, heb u geroepen in ge­rechtigheid, uw hand gevat, u behoed en u gesteld tot een verbond voor het volk" (v.6). Op de keper beschouwd zou dit voor een Israëliet in de tijd van Jesaja een zeer merkwaardige profetie zijn. Dit betekent dat de hele relatie tussen God en Israël op een andere basis zal komen te staan op grond van de dienst van een Eenling, deze Knecht van de Here.
Deze woorden bereiden ons voor op de nadere uitleg in de vierde in deze reeks, waar wordt voorzegd dat de Knecht Zich zal stellen tot een schuldoffer voor velen en velen rechtvaardig maken, door hun onge­rechtigheid te dragen en omdat Hij zijn ziel uitgegoten heeft in de dood (Jesaja 53). We mogen aannemen dat jezus deze profetie in gedachten had toen Hij bij het aanreiken van een beker wijn bij de instelling van het Avondmaal zei: "Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt" (Lucas22:20).

Bevrijding uit de gevangenis

In deze Knechtprofetie, alsook in twee andere, zal de Knecht gevangenen be­vrijding brengen: "om gevangenen uit de kerker te leiden, uit de gevangenis wie in duisternis gezeten zijn" (v.6).
In dit en de volgende hoofdstukken in Jesaja bevindt zich het volk Israël in ballingschap in Babel. Hun situatie wordt met de volgende woorden ge­schilderd: "Maar dit is een volk, be­roofd en uitgeplunderd; men heeft hen allen in kerkerholen geboeid, in gevan­genissen zijn zij weggeborgen; zij werden ten roof en er was geen red­der; tot plundering en er was niemand die zeide: Geef terug." (Jesaja 42:22). De vraag wordt gesteld: "Ontneemt ie­mand de sterke zijn buit? Of zal de gevangene van een tiran kunnen ont­snappen?" (Jesaja 49:24, Willibrord vert.).
Dit laatste vers wordt door Jezus gebruikt als beeldtaal van de bevrijding die Hij zou bewerkstelligen (Mattheus 12:29), en misschien geldt dit ook voor het andere vers, als een schilderachtige voorstelling van de thuisloze toestand van de in dwangarbeid verkerende ballingen. De gevangenis waaruit de Knecht mensen zal bevrijden is van geestelijke aard. Jezus zei eens: "een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde ... Wanneer dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult gij werkelijk vrij zijn" (Johannes 8:34,36). Om deze bevrijding te bewerkstelligen, heeft God zijn Knecht doen opstaan. -


Vervolg > De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl

 - Met de Bijbel in de hand