Showing posts with label verlosser. Show all posts
Showing posts with label verlosser. Show all posts

Sunday 3 April 2011

Al of niet verenigen

Binnen de zogenaamde Christelijke kerk zijn er heel veel verschillende kerkgenootschappen, bewegingen, groeperingen en culten, waarvan een groot aantal beweert de "Volledigheid van het Geloof" te bezitten en ook anderen uitsluit om een waar deel van die kerk te kunnen zijn. Voor vele van die groeperingen zijn zij de enige waarheid en zullen enkel zij die zich aansluiten bij hen verenigd worden in dat lichaam van Christus. Voor hen maken enkel diegenen die dan in hun gemeenschap komen door gedoopt te worden in hun kerk, kans om opgenomen te worden in het Koninkrijk van God. Vreemd genoeg staan die genootschappen er niet bij stil wat er met mensen gebeurt die dan leefden voor die groepering ontstaan zou zijn. Worden al die vooraf levenden de eeuwige dood ingestuurd? Zullen die dan niet opgewekt worden bij de wederkomst van Jezus, voor het rechtmatig oordeel?

Feitelijk bevat het "Lichaam van Christus" elk lid van het menselijk ras dat via Jezus Christus de Zoon een relatie met God de Vader is aangegaan. Volgens de Bijbel is hiervoor het volgende vereist: berouw hebben van je zonden, een acceptatie van Christus als je persoonlijke verlosser en een toewijding aan God door Zijn wil te gehoorzamen.

Ongeacht het kerkgenootschap of de associatie zijn dit de mensen die samen het Lichaam van Christus - de werkelijke Christelijke kerk - vormen.

Er moet duidelijk een verschil gemaakt worden tussen "de Kerk van Christus" en de vele genaamde kerken van Christus welke door mensen in het leven zijn geroepen. De verschillende kerkgenootschappen, bewegingen en groeperingen die tegenwoordig bestaan zijn vooral het gevolg van het Concilie van Constantinopel van de 4° eeuw en de Protestantse Reformatie. Andere significante perioden in de wereld en de geschiedenis van individuele staten, zoals de slavernij, de opkomst van de Pinkstergemeente en de "Jezusbeweging", werden gemarkeerd door een opleving van het Christelijk geloof, door culturele kwesties en/of een beweging van de Heilige Geest (dit wordt vaak een 'revival' genoemd, wat Engels is voor 'opleving'). Sommige groeperingen en culten bloeiden eenvoudigweg op als gevolg van misleidde leerstellingen en/of corrupte bedoelingen.

God heeft de mens vrijheid van denken gegeven en laat hen ook vrij de wereld beheersen. Dat houdt ook in dat Hij hen vrij laat in de keuze van hoe zij hun godsbeleving willen waar maken. Maar de mensen zullen er zich wel bewust van moeten zijn dat d
e kern van de zaak zal moeten zijn dat onze geloofsverklaringen (principes) overeenstemmen met de fundamentele leerstellingen uit de Bijbel.  Het komt er op aan dat wij tot het volle besef komen wat er in de Bijbel, het Woord van God staat.

Sommigen beweren dat
als de fundamenten van het Christelijk geloof consequent zijn over de breedte van de verscheidene kerkgenootschappen, alle andere "secundaire" doctrines en ceremonies dan niet zo belangrijk zijn.  Waar zij wel gelijk in hebben is dat het meest belangrijk is dat onze dagelijkse levenswandel met Christus geworteld moet zijn in een relatie die gebaseerd is op geloof in en liefde voor onze Heer. Het Christendom is een proces van spirituele groei en volwassenheid, niet een eenmalige gebeurtenis of een wekelijkse verplichting die aan een bepaalde locatie gebonden is. Het ware Christendom vereist een dagelijkse overgave van onze wil aan de wil van onze Schepper. De kerk waar we elke week naar toe gaan is in zekere mate weinig significant vergeleken met hoe we onszelf elk moment van ons leven aan God toewijden.

Jezus heeft ons wel gewaarschuwd dat de weg niet makkelijk zal zijn en dat de poort naar het Koninkrijk van God zeer smal is. Deze waarschuwing werpt een licht op het gevaar van zomaar aan te nemen dat het er niet toe doet bij welke kerk of geloofsgemeenschap of zelfs bij geen kerk zijn aangesloten. De opdrachten die Jezus aan zijn apostelen en zijn volgelingen heeft gegeven zijn eigenlijk ook opdrachten die elke Christen als volgeling van Christus zou moeten naleven.
Onafhankelijk blijven of zo maar aan de zijkant blijven toe kijken is geen aanvaardbare oplossing. Jezus verwacht van ons , zoals zijn Vader, dat wij keuzes maken. Wij moeten zelf persoonlijk opmaken welke weg wij willen uit gaan en welk verhaal wij willen geloven. Dan moeten wij ook opmaken of wij ons willen verenigen met hen die ook Jezus tot hun leermeester willen aannemen, volgen en God willen eren.

Jesaja heeft als vreugdebode ons de Blijde boodschap van het Goede Nieuws gebracht, maar ook waarschuwingen die niet enkel voor het volk van toen opgingen. De doemteksten uit het boek Jesaja zijn evenzeer van toepassing op vandaag. Wij moeten die waarschuwingen dan ook in acht nemen.
Bekijk hoe het volk ver afgeweken was van de juiste wijze van God eren. God wilde bij hen zijn en hen helpen. Zelfs koning Achaz die niet deed wat goed was in de ogen van God mocht tekens vragen en kreeg hulp aangeboden van God (Jesaja 7:3-4,11-12) Uit het verhaal kunnen wij opmaken dat God de mens in nood die God zoekt zeker ter hulp komt ook al is onbegrensd vertrouwen op god niet aangeboren en daarom een andere koning nodig dan Hizkia of David. Voor de bevolking zal het er wel op aan komen dat zij die ondersteunende koning, knecht van het verbond en leider tot herstel van de erfenis, dan ook wel aanvaarden.

Elke vorm van afgoderij zullen wij zeker terzijde moeten legen, dat inhoudt dat het toebehoren tot een een zogenaamd Christelijke Kerk die zulke handelingen verricht eigenlijk een verlangen uitdrukt om gewild bij een volk te horen dat eerder de tradities en menselijke gewoonten aan houdt, zoals ten tijde van Jesaja het volk deed. Leren wij dan niet uit de lessen hoe dat volk handelde tegen de Wil van God en hoe God er mee om ging? Waarom willen wij God tegen de borst stuiten?

Zoals in de tijd van de profeten veel dingen onduidelijk waren en nog niet gekend, kennen wij nu veel meer dingen en zijn er reeds een heleboel profetieën uitgekomen.
doch zullen wij nog moeten toegeven dat er voor ons ook nog veel onduidelijkheden zijn. De Bijbel vertelt ons dat sommige waarheden niet in dit leven aan ons onthuld zullen worden.
De basis elementen voor het geloof worden echter meerdere malen duidelijk voorgelegd in de Geschriften.  Wij moeten duidelijk stellen dat het kerngeloof van elk Christelijk kerkgenootschap in het Evangelie, de Verkondiging van het Goede Nieuws
moet gefundeerd zijn.

De boodschap die Jesaja verkondigde is uitgekomen. De Verlosser Immanuel is ter aarde gekomen en heeft de wereld losgekocht. Het lossen of vrijkopen is volbracht, maar de verdere uitdraging van de Blijde Boodschap moet nu nog verder gescheiden.
Als navolgers van Jezus Christus moeten wij het op ons nemen die boodschap die Jesaja begon uit te dragen en welke Jezus met zijn dood heeft moeten bekopen, verder over de wereld te verkondigen. Om hierin te slagen en ook als getrouw en waar over te komen moeten wij ons verenigen tot ware volgelingen van Christus Jezus.

Wij zelf moeten ons blijvend voeden met het Woord van God en het ons laten hervormen zodat wij meer en meer op Christus gaan lijken. Hij moet onze tweede natuur worden. En in gebondenheid met Jezus moeten wij samen Broeders in Christus zijn en aan de wereld durven tonen dat wij tot die zelfde gemeenschap in de liefde van Christus behoren.

Saturday 14 February 2009

De Knecht des Heren #4 De Verlosser

De Knecht des Heren

4. DE VERLOSSER (Jesaja 52: 13-53: 12)

EVENALS in de eerste profetie van deze reeks vestigt God de aan­dacht op zijn Knecht met de woorden:
"Zie, mijn knecht". In die eerste profe­tie werd verteld hoe Hij, uitgerust met de Geest van de Here, zijn onder­neming tot een goede afloop zou brengen. De twee daaropvolgende profetieën daar­entegen maakten de grote teleur­stellingen en lijden bekend die Hij zou moeten verd­uren. Er zou re­den zijn om te zeggen: "Tever­geefs heb ik mij afgemat en vruch­teloos mijn kracht gebruikt". Hij zou ­smadelijk behandeld worden.
Maar nu wordt het zegenrijke gevolg van zijn slagen verkondigd met de woorden: "Zie, mijn knecht zal slagen, hij zal oprijzen en hoog, zeer hoog verheven zijn" (Jesaja 52: 13, Wil. vert.).
Deze drievoudige verhoging ziet eerst op zijn opstanding tot leven tot in eeuwigheid, vervolgens zijn hemelvaart om plaats te nemen aan Gods rechter­hand: "Daarom heeft God Hem uitermate verhoogd en Hem de naam bo­ven alle naam geschonken" (Filipenzen 2:9). Ten slotte zal Hij plaats nemen op zijn troon te Jeruzalem als Hij terug naar de aarde komt om als Wereldkoning over allen te regeren.
Voor mensen die de Knecht in zijn vernedering hadden gezien zal deze wending ui­terst verbazing­wekkend zijn. Vol­ken en ook ko­ningen zullen ver­stommen als ze zien hoe de per­soon die zij had­den veracht zo hoog verheven is.
Als hij zijn pro­fetie voortzet gaat Jesaja op deze ver­rassing nader in door te spreken door de mond van een tijdgenoot van de Knecht. Aan­vankelijk wekte het mensonwaardige lijden van de knecht zijn afschuw en hij zag daarin Gods bestraffende kastijding van een zondaar. "Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij heb­ben hem niet geacht .... wij hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte" (53:3-4).

De berouwvolle bekentenis van een tijdgenoot

Met deze profetische woorden ver­tolkt de spreker de afschuw van velen toen zij Jezus van Nazareth zagen, met aan zijn blote lichaam de bloedige litte­kens van zijn geseling, genageld aan het kruis. Inderdaad was Hij van men­sen verlaten. Zijn innerlijke kring disci­pelen hadden hem bij zijn gevangenne­ming in de steek gelaten: "Zij lieten Hem alleen en vluchtten allen" (Marcus 14:50). De toeschouwers zagen het naakte lichaam, hoorden de spot en hoon van de voorbijgangers. Zelfs Gods wet door Mozes had een vloek uitgesproken over iemand die opge­hangen was aan een paal. Hoe zou deze dan de Messias kunnen zijn?

Maar nu dat hij tot inzicht is geko­men geeft de spreker toe dat de indruk die de ellendige toestand van de Knecht op hem maakte, totaal ver­keerd was. Verre van dat zijn lijden en dood veroorzaakt werden door per­soonlijke overtredingen, heeft God de schulden van anderen op Hem gelegd. "Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtighe­den verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing gewor­den. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de HERE heeft ons aller on­gerechtigheid op hem doen neerko­men" (v.5-6).

We weten niet of Paulus te Golgo­tha stond onder de andere toeschouwers van Jezus' kruisiging. Een paar jaar later was hij betrokken bij de ste­niging van Stefanus en het is niet onmo­gelijk dat hij ook getuige was van Jezus' kruisiging. In ieder geval zou hij hebben ingestemd met de beslissing van de joodse raad dat Jezus schuldig was aan Godslastering en de dood had verd­iend. Vanwege zijn Farizeese houding zou hij in Jezus "gestalte noch luister" hebben gezien. Dank zij de ontmoeting met de verhoogde Here op de weg naar Damascus zijn de schellen van zijn ogen gevallen.
Paulus is dus een goed voorbeeld van deze toeschouwer die zijn dwaling bekent. Hij gebruikt trouwens de woorden van Jesaja als hij schrijft over de noodzaak het geloof te vestigen" op Hem, die Jezus, onze Here, uit de do­den opgewekt heeft, die is overgele­verd om onze overtredingen en opge­wekt om onze rechtvaardiging".

Jesaja's vooruitziende getuigenis

 Van v.7 af spreekt de profeet blijkbaar niet meer door de mond van een be­rouwvolle tijdgenoot van de Knecht maar voorzegt als profeet de bijzon­derheden van het leed dat op hem is gebracht. De woorden: "Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdruk­ken en deed zijn mond niet open" zijn vooral van toepassing op zijn zwijg­zaamheid onder verhoor en gedurende het wrede geselen dat zijn kruisiging voorafging. De woorden: "Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen" geven aan dat hij na zijn verhoor ge­vonnist is met de dood: "hij is afgesne­den uit het land der levenden". Geen dood als gevolg van ziekte dus, maar vanwege een terechtstelling. Ook in dit opzicht anticipeert Jesaja het verslag van de evangelist: "zij leidden Hem weg om Hem te kruisigen" (Mattheus 27:31). Achter deze daad van mensen schuilt Gods "bepaalde raad en voor­kennis": "om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest".

God zorgt voor zijn begrafenis

Na de dood van de knecht vindt zijn begrafenis plaats. De joodse leidslieden waren wel op de hoogte van Jezus' herhaalde profetie, dat Hij op de derde dag opgewekt zou worden uit de do­den. Hun bedoeling zou zijn Hem de oneervolle begrafenis van een misdadi­ger te bezorgen door zijn lichaam in een algemeen graf te leggen. "Men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood". Hun bedoe­ling werd verijdeld door het initiatief van de rijke Jozef van Arimathea, die toestemming van de Romeinse stad­houder, Pilatus, kreeg, om Jezus te begraven in een nieuw graf dat hij, in Gods voorzienigheid, ter beschikking had. Met zijn laatste adem was Jezus' taak voltooid en een verdere vernede­ring wilde de Vader niet. Hij had im­mers "geen onrecht gedaan en geen bedrog is in zijn mond geweest" (v.9). Toen zij onaangenaam verrast werden met Jezus' begrafenis in een nieuw graf gingen de Joodse leiders naar Pilatus toe met het verzoek: "Heer, wij heb­ben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word Ik opgewekt. Geef daarom bevel het graf te verzekeren tot de derde dag, anders konden zijn discipelen Hem komen stelen" (Mattheus 28:63-64).

Maar alles wat zij daardoor hebben bereikt was bekendheid te geven aan het feit dat het graf leeg was.
Toen de apostelen terugzagen op de eerste komst van Christus, de eer­ste onaanzienlijke jaren als timmerman in Nazareth, zijn drukke dienstbaarheid als profeet en geneesheer overal in zijn land, de Joodse verwerping van Hem en zijn boodschap, die op zijn kruis­dood uitliep, hebben zij ook in alles de hand van God gezien. Deze daad, die de basis legde waarop een mens verge­ven en verlost kon worden, was zijn genadig initiatief, tot voltooiing ge­bracht door de liefdevolle bereidwillig­heid van zijn Knecht zijn moeilijke op­dracht volkomen uit te voeren. Paulus schreef hierover: "Dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich ver­zoend heeft en ons de bediening der verzoening gegeven heeft, welke im­mers hierin bestaat, dat God in Chris­tus de wereld met Zichzelf verzoenen­de was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen" (2 Corinthiërs 5: 18-19).

Het laatste gedeelte van deze Knechtprofetie schrijft zijn lijden en dood toe aan Gods genade voor ande­ren. Men heeft het aan zijn welgevallen te danken dat de Knecht geleden heeft en een verzoenende dood heeft on­dergaan. De wet van Mozes schreef verscheidene dierenoffers voor, waardoor zonden vergeven konden worden. Een nadenkende Israëliet zou hebben ingezien, dat "het onmogelijk is, dat het bloed van stieren of bokken zonden zou wegnemen" (Hebreeën 10:4). Nu stelt de Knecht Zichzelf "ten schuldoffer" voor velen, iets dat nor­maal ondenkbaar zou zijn. Het schuldoffer was in belangrijke opzichten gelijk het zondoffer, maar had ook onder zijn bepalingen voorziening voor vergoe­ding voor schuld.

Als gevolg van zijn offer zal de Knecht, "de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerech­tigheden zal hij dragen" (v. 11). Het woord rechtvaardigen stamt van het gerechtshof af, waar een beschuldigde voor de rechter moest verschijnen. De alternatieven voor hem waren: vrijuit gaan of schuldig worden verklaard. De twee contrasterende woorden komen op tal van Schriftplaatsen tegenover el­kaar voor. De fundamentele rechtsre­gel luidde: "Wie een goddeloze vrij­spreekt en wie een rechtvaardige ver­oordeelt, deze beide zijn een gruwel voor de HERE" (Spreuken17: 15). Bewust van zijn tekortkomingen bad de psal­mist: "Ga niet in het gericht met uw knecht, want niemand die leeft, is voor U rechtvaardig" (Psalm 143).

De vromen in Israël hadden het sterke besef dat God ook hun Rechter was. Niet alleen zou de dag komen wanneer zij voor Gods rechterstoel zouden moeten verschijnen om zijn oordeel over hun leven te horen, maar zij waren zich altijd bewust van zijn doorvorsende ogen. "De HERE woont in zijn heilig paleis, de HERE heeft in de tempel zijn troon; zijn ogen slaan gade, zijn blikken doorvorsen de mensenkin­deren" (Psalm 11:4).

Dank zij de offerdood van de Knecht mogen Gods kinderen voor Hem staan, zowel nu als in de toe­komst, en ondanks hun falen vrij ge­steld worden van zijn straffend gericht. Zij zien in, dat het offer van zijn Knecht niet alleen vergiffenis van hun zonden heeft gebracht, maar ook dat zij door op zijn heilswerk te vertrouwen on­schuldig worden verklaard. Het directe gevolg hiervan heeft Paulus verwoord:
"Wij dan, gerechtvaardigd door het geloof, hebben vrede met God, door wie wij ook de toegang hebben verkre­gen in het geloof tot deze genade, waarin wij staan ... Veel meer zullen wij derhalve, door Hem behouden wor­den van de toorn" (Romeinen 5: 1 e.v.).

Deze profetie eindigt, zoals zij be­gonnen was, met de verheerlijking van de knecht als gevolg van zijn trouwe uitvoering van de taak die hem door God was opgelegd. Hierbij komt het woord 'velen' driemaal voor. Als ge­volg van zijn offerdood zal de knecht velen rechtvaardigen. Volgens een min­der bekende vertaling zullen deze ve­len hem geschonken worden: "Daar­om zal Ik hem deel geven aan de velen, en de talrijken zal hij als buit ten deel ontvangen" (v. 12). De velen aan wie hij gerechtigheid heeft gegeven komen hem als zijn eigendom toe. Volgens een andere profetie in dit deel van het boek Jesaja gaat de Knecht de gevan­genis van het dodenrijk in om de ge­vangenen daaruit te bevrijden en als zijn buit eigen te maken (Jesaja 49:24-25). Dit alles omdat de knecht bereid was zijn levensbloed uit te gieten in de dood en onder zondaars geteld te worden. Het zijn deze 'velen' die Je­zus in gedachten heeft als Hij een extra beker wijn aan de discipelen in de bo­venzaal aanreikt: "Dit is het bloed van mijn verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden" (Mattheus 26:28). -

Vervolg > De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Met de Bijbel in de hand

++
vindt ook
Een plaats voor een vreemdeling en een vluchteling
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #2 Aller Begin
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #1 De Bevrijder
De Knecht des Heren #2 Gods zwaard en pijl
De Knecht des Heren #3 De Gewillige leerling
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
Zoenoffer
Niemand heeft zulk een grote liefde als hij die zij leven gaf voor zijn vrienden
Jezus moest sterven
Achtergelaten aan een paal tot in de dood
Waarom vast houden aan het kruisbeeld
Kruisen en Iconen stukslaan
Zweeds theoloog vindt in historische geschriften dat Jezus niet aan een kruis stierf
Een Messias om te Sterven
Jezus drie dagen in de hel
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #2 Te Doen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #3 Zoals Jezus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #5 Verblijven in Christus
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #6 Samenhoren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #7 Adverteren
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #8 Omgang met Leerstellingen
Redding, vertrouwen en actie in Jezus #9 Omgang met anderen
Christus kennen is zin geven aan het leven
Niet gebonden door labels maar vrij in Christus
Ongelovige Thomassen, Jezus en zijn God
Hermeneutiek om uit te dragen #8 Tegenspraak
Filippenzen 1 – 2