Showing posts with label voorbeeld. Show all posts
Showing posts with label voorbeeld. Show all posts

Saturday 24 January 2009

Niemand is op zich bekwaam zich zelf te verbeteren

"Niemand is bekwaam zich zelf te verbeteren als hij geen model ziet anders dan hemzelf."
- Conrado I. Generoso

" En het is ook uw roeping, want Christus heeft voor u geleden en u een voorbeeld nagelaten; gij moet in zijn voetstappen treden.   Hij heeft geen zonde gedaan en in zijn mond is geen bedrog gevonden. "
1 Petrus 2:21-22

God, ik ben dankbaar dat u ons Jezus Christus als een prachtig voorbeeld hebt geschonken.
Geef dat ik mag leren van de vele heilige personen wiens werken in de Bijbel beschreven staan.

No man is capable of self-improvement on his own

"No man is capable of self-improvement if he sees no other model but himself."
- Conrado I. Generoso

"For you have been called for this purpose, since Christ also suffered for you,
leaving you an example for you to follow in His steps, He committed no sin,
and no deceit was found in his mouth."
1 Peter 2:21-22

God, I am thankful that you have given us a beautiful example in Jesus Christ.
Give that I learn from all the holy persons whose works are shown to us in the Bible.


Wednesday 21 January 2009

De Leidsman van geloof


ZELFS op de leeftijd van twaalf jaar had jezus een sterk besef van een bijzondere zending. Tegen Maria en jo­zef, die Hem drie dagen hadden ge­zocht voordat zij Hem in de tempel vonden, zei Hij: "Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?" Toen Hij in Nazareth onder de dagelijkse invloed van gebed, de Schriften en een vrome moeder vol­wassen werd, nam zijn kennis en inzicht steeds toe. Toen Hij op dertig­jarige leeftijd naar johannes de Doper ging, om gedoopt te worden, wist Hij wat Hij te doen had en hoe zijn zen­ding zou aflopen.

De vier evangeliën bevatten ver­scheidene uitspraken waarin jezus vertelt waarom Hij door de Vader gezonden werd of gekomen is. Om de wet en de profeten te vervullen. Om het evangelie aan de verloren schapen van het huis lsraëls te verkondigen. Om het verlorene te zoeken en te redden. Om zijn leven te geven als losprijs voor velen. Opdat mensen leven hebben en in overvloed.

Wat voor openbaringen Jezus van zijn Vader heeft ontvangen, met nade­re aanwijzingen van wat Hij te doen en te verwachten had, weten wij niet. Wat wij wel kunnen nagaan is hoe sterk de invloed van de Schrift op Hem was. Kort na zijn optreden in Galilea zei Hij dat de dagen zouden komen wanneer Hij van zijn discipelen wegge­nomen zou worden. Dit had jesaja, in zijn vierde profetie aangaande de Knecht des Heren voorzegd, een profetie waaruit Jezus enkele keren heeft geciteerd: "Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesne­den uit het land der levenden?" (Jesaja 53:8). Later zei Hij tegen de twaalf:
"Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten geschreven is, zal aan de Zoon des mensen volbracht worden. Want Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en bespot en gesmaad en bespuwd worden, en zij zullen Hem geselen en doden, en ten derden dage zal Hij opstaan" (Lucas 18:31-32). Hij beval Petrus in Gethse­mane zijn zwaard terug te brengen op zijn plaats, zeggende: "Hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het aldus moet geschie­den?" Na zijn opstanding verweet Hij de discipelen dat zij de profetieën van zijn lijden, dood en opstanding niet geloofden. Door te verwijzen naar wat over Hem geschreven stond in Mozes, de profeten en de psalmen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen.

Jezus wordt verrast

Toch zou het een grove miskenning van Jezus' levenssituatie zijn als wij zouden denken dat Hij alles van te voren wist. Er zijn gelegenheden waar­bij Hij om informatie omtrent een ziekte vraagt. Tegen de vader van een bezetene knaap bijvoorbeeld: "Hoe­lang is het, dat dit hem overkomt?" (Marcus 9:21). Belangrijker nog zijn die gevallen waar Hij kennelijk verrast werd. Hij verwonderde Zich over het geloof van de Romeinse hoofdman, die inzag dat het niet nodig was dat Jezus naar zijn huis zou gaan om zijn knecht te genezen: zijn bevel was voldoende. "Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich en zeide tot hen, die Hem volgden: Voorwaar, zeg Ik u, bij nie­mand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden" (Matth. 9: 10). Hij verbaasde Zich over het ongeloof van zijn vroegere dorpsgenoten in Nazar­eth (Marcus 6:5). Hij wist niet wanneer Hij naar de aarde terug zou komen ­al wist Hij wel dat er ook geen enkele engel was die dit wist!

Er zijn ook aanduidingen dat Hij niet van tevoren wist wanneer Hij bepaalde wonderen zou doen. Toen de wijn op een bruiloft opraakte en Maria Hem hierop attent maakte, zei Hij tegen haar: "Mijn ure is nog niet gekomen" (Johannes 2:4). De meest bevredigende verklaring van deze repliek is dat Hij op dat ogenblik niet wist dat Hij bij deze gelegenheid het eerste van zijn vele wonderen zou verrichten. De Vader had, mogen wij veronderstellen, zijn onzichtbare engelen reeds de opdracht gegeven een overvloed van wijn ter beschikking te stellen, maar Jezus wist dat van tevoren niet. De evangelist Johannes, die daar aanwezig was, schreef later erover: "Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heer­lijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem" (Johannes 2: 11).

Zo was het ook blijkbaar met het meest betekenisvolle wonder dat Jezus ooit deed, de spijziging van meer dan vijfduizend. Hiermee gaf Hij op zeer indrukwekkende wijze te kennen dat Hij het Brood des levens was en dat zon­der Hem zijn volk zou sterven even ze­ker als het volk Israël in de woestijn zonder het manna zou zijn gestorven. Toch bevond Hij Zich in die situatie omdat zijn intentie Zich met de twaalf terug te trekken, door de menigte werd verijdeld. Hij wilde gaan "naar een eenzame plaats, alleen". Maar ter­wijl Hij met de twaalf het Meer van Galilea met een boot overstak, liep een menigte rond de noordelijke oever en was Hem vóór. "Toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare, en Hij werd met ontferming bewogen" (Matth. 14: 14). Ook in dit geval mogen wij veronderstellen dat Hij niet van tevoren wist met welk groot wonder Hij zou tonen dat Hij het Brood des levens is.

Jezus' spontane reacties

Door in te zien dat Jezus lang niet al­les wist kunnen we beter begrijpen dat zijn reacties op zijn ontvangst onder zijn tijdgenoten spontaan waren. Zijn verdriet vanwege de kille on­verschilligheid van de bewoners van Capernaüm of Bethsaida was pijnlijk omdat Hij iets beters had kunnen verwachten. De terugkeer van de uitgezonden tweeën zeventig disci­pelen, met onverholen blijdschap om­dat ze mensen hadden kunnen genezen, wekte in Hem vreugde en dankbaarheid op: "Terzelfder tijd verblijdde Hij Zich door de Heilige Geest en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstan­digen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U" (Lucas. 10:21). Nog een ander voorbeeld dat Jezus werkelijk be­droefd was over een situatie die voor Hem kennelijk niet onvermijdelijk was, is te zien in zijn klacht over de stad waar Hij zo ernstig had getracht zijn volk tot geloof en inzicht te brengen. "Jeruzalem,Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt het niet gewild" (Matth. 24:37). Zowel zijn pogingen als zijn teleurstelling getuigen van een reële gelegenheid die zijn volk had verwor­pen.

Geloofsgetuige bij uitnemendheid
  
Om zijn lezers aan te sporen tot vol­harding, vestigt de schrijver van de brief aan de Hebreeën hun aandacht op vele van de geloofsgetuigen die hen zijn voorgegaan. Hij brengt zijn revue tot een hoogtepunt met het grootste voorbeeld van alle. "Laat ons oog daar­bij alleen gericht zijn op Jezus, de leids­man en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods" (Hebreeën 12:2). De laatste woorden ge­ven aan wat de vreugde was, die vóór Hem lag. Hij was vertrouwd met Da­vids profetische psalm waarin hij Gods uitnodiging tot de Messias van Israël openbaart: "Aldus luidt het woord des HEREN tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand" (Psalm 110: 1). Jezus' geloof in de vervulling van deze woorden was een "vertrouwen bij hetgeen gehoopt is en een overtuiging aangaande wat niet gezien wordt" (Hebreeën I I: I, Leidse vert.). Paulus' woorden gelden even­zeer voor Jezus als voor anderen:
"Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet?" (Romeinen 8:24).

Als Jezus, toen Hij op aarde was, de herinnering had van eeuwig leven met God in de hemel, en ook met zeker­heid wist alles wat zou gebeuren, dan was Hij zeker niet "in alle opzichten aan zijn broeders gelijk geworden" (Hebreeën 2: 17). Wat voor verzoeking kon er zijn als het gevolg daarvan reeds bij voorbaat vaststond? Noach, Abraham, Mozes illustreren het geloof dat aan Gods belofte vasthoudt en de onbe­kende toekomst met vertrouwen tege­moet gaat. Noach bouwde een grote ark op het vaste land enkel op grond van Gods bevel, toen er geen enkele aanwijzing was van de komst van een uitgestrekte watervloed. Abraham ondernam een reis naar een verafgele­gen land, "zonder te weten waar hij komen zou". Mozes gaf het aanzien en de rang van iemand die gezien werd als een dochter van Farao prijs omdat zijn blik op de toekomst gevestigd was. Zo was het ook met Jezus. Als Gods enig­geboren Zoon was Hij uniek, maar als de Zoon van Maria had Hij gedurende zijn proeftijd deel aan de beperkingen van leven in een lichaam van vlees en bloed. Op grond van zijn gehoorzaam­heid tot de kruisdood toe heeft God Hem uitermate verhoogd en verheer­lijkt met zijn eigen goddelijke attribu­ten. •



- Met de Bijbel in de hand (Maandblad van de Broeders in Christus)

Wednesday 31 December 2008

Reinigen van ons en anderen

Jordan river 2
Jordan river 2 (Photo credit: Wikipedia)
Christelijke Overdenking - Bij het afsluiten van het jaar 2008 - Nehemia 12:30 - 
************************************************************
English version > Cleaning up
BIJBELVERS:
"De priesters en de Levieten reinigden niet alleen zichzelf, maar ook het volk, de poorten en de muur." 
- Nehemia 12:30

OVERDENKING:
God heeft ieder van ons in een cirkel van invloed geplaatst. Voordat wij proberen degenen om ons heen proberen te "reinigen", laten we eerst onszelf aan God geven om gezegend te worden en puur worden door zijn genade. Laten we daarna op een manier leven dat de invloed van die heiligheid in ons leven toont. Jezus heeft ons gezegd om de balk uit onze eigen ogen te halen voordat we proberen de ogen van een ander schoon te maken. Voor leiders op elk niveau, "heilig leven" is van essentieel belang voor het aanroepen van anderen tot heiligheid! Gods grootste tijd van geestelijke vernieuwing begint wanneer leiders eerst zichzelf wijden tot God en zijn werk.

GEBED:
Vader in de hemel, vergeef me voor mijn zonden. Ik wil een zuiver en heilig zijn, gereinigd door uw Geest en vergeven door uw genade. Zegen mij alstublieft als ik probeer een heilig leven te leiden voor degenen waar ik invloed op heb. Ik heb uw krachtige hulp nodig om het voorbeeld te zijn en de persoon van karakter dat u wilt dat ik ben. En de persoon te zijn die mijn vrienden nodig hebben. Ik vraag dit in de naam van Jezus. Amen
 
+++

Friday 26 December 2008

Beter het einde van iets dan het begin

“Beter iets aan het einde beoordelen dan aan het begin, beter geduldig zijn dan verwaand.” (Pre 7:8 WV78) 
 
Soms is het niet makkelijk om het geduld op te brengen om na te gaan hoe dat alles verloopt, en krijgen sommigen de zin om zaken reeds voor bekeken te beschouwen of als onhaalbaar voor deze zich zelf hebben kunnen bewijzen.
Anderen voelen zich makkelijk aangevallen als hun lopende activiteiten bekritiseerd worden.
Zij voelen zich makkelijk aangevallen als hun werk beoordeeld wordt. Dit kan zo ver gaan dat zij ofwel die activiteiten stoppen of dat zij in het tegenoffensief gaan.
 
Voor de maatschappij kan iets lichtzinnig of absurd lijken. Indien wij geestelijk werk verrichten zullen wij dikwijls op een muur van onbegrip botsen en moeten horen dat onze plannen onhaalbaar zijn.
Omtrent dit alles kunnen wij dan best onze kalmte bewaren, ons niet te druk maken, en toch proberen goed te luisteren wat die anderen te zeggen hebben en goed na te gaan waar zij juist zijn in hun denken en waar zij ons richtingen kunnen aangeven, zonder dat zij het misschien zelf beseffen. Het inzicht in de Heilige Schrift en onze betrachtingen na te gaan hoe deze maatschappij draait zullen ons mogelijkheden doen vinden om wijs te handelen en toch te slagen.
 
In al het werk dat wij willen gaan verrichten moeten wij er zorg voor dragen dat wij onze naam steeds zuiver houden en geen kans geven om er een smet op te laten komen. (Pre 7:1)
Steeds moeten wij er blijven aan denken dat wij het goede voorbeeld moeten geven en verdraagzaam de kritiek zullen moeten kunnen weerstaan (Efe 4:2). Vol deemoed, mildheid, zachtheid, vriendelijkheid, ingetogenheid en zelfbeheersing moeten wij trachten vredevol en geduldig, welwillend en trouw verder vooruit te gaan in ons leven zo als God het wil en met de betrachting Gods Maatstaven na te leven en het werk te verrichten dat Hij volbracht zou willen zien.
 
Iets dat wij hebben kunnen voleindigen zal steeds beter zijn dan deze dingen die worden aangevangen maar nooit tot een einde komen.
 
 (Spreuken 7:9; 19:11;Prediker 7:8-9; Jakobus 1:19)