Thursday 12 February 2009

De Wederkomst en de eindtijd #6 De Dagen van Noach en Lot

De Wederkomst en de eindtijd


Voorgaand > De Wederkomst en de Eindtijd #5 De Verlosser uit de hemel

 

DE DAGEN VAN NOACH EN LOT

 

DE Farizeeën vroegen Jezus eens wanneer Gods Koninkrijk zou komen. Hij zei in zijn antwoord dat zijn intrede geen nauwkeurige observatie nodig had: "De komst van het Konin­krijk Gods gaat niet met waarnemingen gepaard; en men zal niet zeggen: Zie, hier is het of daar! Want zie, het Koninkrijk Gods is bij u" (Lucas 17:20,21). Wanneer het Koninkrijk eenmaal gekomen was, zou zijn verschijning zo ontzaglijk zijn dat iedereen het zou weten, want evenals een bliksemflits zou het overal te merken zijn.

Naar aanleiding van deze vraag gaf Jezus zijn discipelen ook te kennen dat de komst van het Koninkrijk niet aan­stonds te verwachten was: "eerst moet Hij [de Zoon des mensen] veel lijden en verworpen worden door dit geslacht" (Lucas 17:25). Als de dag van zijn komst eindelijk zou aanbreken zou zijn ver­schijning plotseling geschieden en een grote verrassing zijn voor de samenle­vmg.

Jezus illustreert deze verbazing in de wereld van de eindtijd door de discipe­len de tijd van Noach in herinnering te brengen. "En gelijk het geschiedde in de dagen van Noach, zó zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen: zij aten, zij dronken, zij huwden, en zij werden ten huwelijk genomen tot op de dag, waarop Noach in de ark ging en de zondvloed kwam en allen verdelgde" (Lucas 17:26,27). Iedereen in Noachs omgeving wist van het gevaarte dat hij en zijn zonen bezig waren te bouwen, maar zo­lang het leven zijn ge­wone loop ging wie zou zo dom zijn om in zijn verhaal van een grote watervloed te geloven?

Zo was het ook in Jezus' tweede illustratie. "Op dezelfde wijze als het geschiedde in de dagen van Lot, zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag, waarop Lot uit Sodom ging, regende vuur en zwavel van de hemel en ver­delgde hen allen" (v.28,29).

Met deze illustraties schetst Jezus een situatie waarin mensen zo in beslag genomen zijn met hun dagelijkse bezig­heden dat zij geen rekening houden met de mogelijkheid dat hun samenle­ving zeer plotseling tot een einde komt. Het is de mentaliteit waarover Petrus schreef: "alles blijft zó, als het van het begin der schepping af geweest is" (2 Petrus 3:4). In de herinnering aan wat Jezus eens over de zondvloed had ge­zegd, ziet ook Petrus in die catastrofe een waarschuwing voor anderen. "Want willens en wetens ongaat hun ... dat de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water."

'Wij amuseren onszelf kapot'

Zo heet het boek dat geschreven is door de hedendaagse socioloog Neil Postman. Door de eeuwen heen zijn verreweg de meeste mensen voortdurend in beslag genomen door de noodzaak in hun dagelijkse behoeften te voorzien. Vaak zijn lange werkuren nodig geweest als harde economische noodzaak, om voldoende levensmiddelen ter beschikking te hebben. In deze tijd is die toestand sterk veranderd. De technologie stelt ons in staat de produktie sterk te verhogen met veel minder mensen. Het gevolg is veel werkloos­heid en ook ruime tijd voor genot. Uit onderzoek is gebleken dat men iedere dag uren besteedt aan het kijken naar televisie, om nu niet te spreken van radio, video, computerspelletjes, het lezen van kranten en tijdschriften, en lange vakanties. Mensen willen vooral zoveel mogelijk geamuseerd worden. De levenbeheersende genotzucht is gericht op wat Johannes beschreef als "de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven" (1 Johannes 2: 17). Met betrekking tot deze dingen zei hij verder: "En de wereld gaat voorbij en haar begeren."

Gods gericht over de aarde

Het boek Jesaja bevat een reeks profe­tieën over de toekomst van de volken rondom Israël, die afgesloten wordt met de openbaring van Gods oordeel over de wereld in de eindtijd (Jesaja 24-27). In deze blik op de verre toekomst komen er enkele zinspelingen op de zondvloed in de tijd van Noach voor. Er is zelfs een citaat uit het boek Genesis hierover: "de sluizen in den hoge wor­den geopend en de grondvesten der aarde beven" (Jesaja 24:18; Genenis 6:11; 8:2).

In deze profetie raadt de Here zijn volk aan bescherming te zoeken in hun binnenkamers achter gesloten deuren, gedurende de tijd wanneer zijn toom op de aarde uitgestort wordt. "Kom, mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u een korte tijd, tot de gramschap over is" (Jesaja 26:20). Dat had Noach en zijn gezin gedaan, toen God de deur van de ark sloot voordat de zondvloed kwam. De profeet geeft als reden hiervoor:

"Want zie, de HERE verlaat zijn plaats om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde aan hen te bezoeken." Op deze wijze is ook Micha zijn verkondiging van Gods oordeel begonnen:

"Want zie, de HERE gaat uit van zijn woning, en Hij daalt neder en treedt op de hoogten der aarde" (Micha 1: 3) - een profetie die zijn allergrootste vervulling zal hebben "bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet ken­nen en het evangelie niet gehoorzamen" (2 Thessalonicenzen 1:7,8).

In de profetie van Jesaja blijkt het gericht over de aarde een 'natuurramp' te zijn. Tot tweemaal toe voorzegt de profeet dat de aarde ontledigd en ver­woest zal worden. Alle klassen in de maatschappij, ongeacht verschil in status, functie, arbeid en kunne, worden op gelijke wijze getroffen: "Dan vergaat het de priester als het volk, de heer als de knecht, de meesteres als haar dienstmaagd, de verkoper als de koper, wie te leen ontvangt als wie te leen geeft, de schuldenaar als de schuldeiser" (Jesaja 24:2). Ook in dit opzicht is de ramp in de eindtijd te vergelijken met de zware regen en de aardbevingen van de zondvloed en de zwavel en het vuur die op Sodom en haar zustersteden vielen.

Ook de ramp in de eindtijd blijkt een combinatie te zijn van twee krachten: vuur en aardbeving. Zeer realistisch is de beschrijving van Jesaja: "De aarde barst geheel open, de aarde schudt hevig, de aarde wankelt vervaarlijk; de aarde waggelt zeer als een beschonkene en zwaait heen en weer als een nachthut; want haar overtreding drukt zwaar op haar; zij valt en staat niet meer op" (Jesaja 24:19,20).

Aardbevingen komen meermalen voor in profetieën van de eindtijd (bijv. Joël 3:16; Ezechiël 38:19,20;Zacharia 14:4,5; Openbaring 16: 18). Over het vuur zegt Jesaja dat de bewoners van de aarde door een gloed verteerd zullen worden (24:6). Petrus heeft deze woorden kennelijk in gedachte in zijn waarschuwing voor onheil in de laatste tijd. De wereld die Noach kende werd "verzwolgen door het water" terwijl de wereld van deze tijd "ten vure bewaard" is (2 Petrus 3:6,7). Bovendien horen we de herhaling van Jesaja's woorden: "want de HERE heeft dit woord gesproken" (24:3) in de wijze waarop Petrus zijn lezers verzekert van de vervulling van zijn waarschuwing: "De tegenwoordige hemelen en de aarde [bekende beeldspraak voor de maatschappij] zijn door hetzelfde woord als een schat weg­gelegd, ten vure bewaard" (2 Petrus 3:7).

 

 

Een wereld van geweld

Er moet een goede verklaring zijn voor het sombere feit dat God, die barmhartig en genadig is, zijn schepping op deze droevige wijze zou aantasten. Jesaja geeft de oorzaak hiervan in een ernstige aanklacht die speciaal op de wereld van de eindtijd van toepassing is: "Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzettingen ontdoken, het eeuwig verbond verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar be­woners boeten" (24:5,6).

De wet van Mozes leerde het volk niet schuldig te zijn aan bloedvergieting maar het menselijk leven te respecte­ren: "Gij zult niet doodslaan." Gods heilige land mocht niet bezoedeld worden met bloed. "Zo zult gij het land waarin gij woont, niet ontwijden, want bloed, dàt ontwijdt het land, en voor het land kan ten aanzien van het bloed dat daarin vergoten is, geen verzoening worden gedaan dan door het bloed van degene, die het vergoten heeft" (Numerieken 35:33).

Maar dit geldt niet alleen voor Israël en zijn heilige land maar ook voor de gehele aarde die God geschapen heeft. De profeet maakt melding van wetten en inzettingen en van Gods eeuwig verbond dat de wereld verbroken heeft. Ook de verklaring van deze woorden is te vinden in het verslag van de zondvloed in het boek Genesis. Daar wordt de oorzaak van de zondvloed aangegeven met de woorden: "De aarde nu was verdorven voor Gods aangezicht, en de aarde was vol geweldenarij" (Genesis 6: 11). Dit moordgeweld zal dan de verklaring zijn van Gods verbond met Noach direct na de zondvloed: "En waarlijk, Ik zal uw eigen bloed eisen; van de mensen onderling zal Ik het leven des mensen eisen. Wie des mensen bloed ver­giet, diens bloed zal door de mens ver­goten worden, want naar het beeld Gods heeft Hij de mens gemaakt" (Genesis 9:5,6).

Dit strenge gebod van bloedvergieting ligt dus ten grondslag aan Gods verbond met Noach, dat zowel hier (Genesis 9:16) als in Jesaja's profetie van toekomend gericht vermeld wordt (Jesaja 24:5).

Naast het voortdurend in beslag genomen worden door materialistische zaken, geldt Gods tweede klacht tegen de wereld waarover Jesaja sprak, het afslachten van mensen. Twee wereldoorlogen hebben grote bloedvlekken gebracht op het weefsel van de twintigste eeuw, die geen bleker kan witrnaken. Als gevolg van die titanische oorlogen en de uitvindingen die daaruit zijn voortgekomen, zijn er nu overal in de wereld helse landmijnen, tijdbommen en projectielen waarmee terroristen afschuwelijke moorddaden verrichten.

'Ziet toe op uzelf'

Jezus gebruikte verscheidene illustraties om zijn discipelen goed te leren besef­fen dat zijn komst plotseling en onverwachts zou geschieden. Hij vergeleek deze met de wijze waarop een dief in die tijd ineens het huis binnenviel om zo snel mogelijk te pakken wat gepakt kon worden. Dat was ook de les in de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden. Midden in de nacht, wanneer niemand het verwacht, zou het geroep plotseling klinken: "Dé bruidegom, Zie, gaat uit hem tegemoet!"

Boekkennis, zelfs kennis van de Bijbel, hoe grondig ook, is onvoldoende om ons een schokkende verrassing te sparen. Nauwkeurig onderzoek van de vele profetieën die wij ter beschikking hebben is niet in staat ons de dag of het uur van Christus' terugkomst te laten weten. De vele mislukte pogingen om de dag vast te stellen hadden ons moe­ten waarschuwen voor een herhaling hiervan.

Wat wel mogelijk is, is te leren in zo'n innige verbondenheid met Christus te leven dat zijn plotselinge komst, hoe ontzaglijk ook, aanleiding zal geven tot grote vreugde. Vreugde dat recht en gerechtigheid overal op aarde gevestigd zullen worden. Vreugde dat Gods trouwe kinderen eindelijk dat nieuw, onsterfelijk en onvergankelijk lichaam ontvangen dat· hun van oudsher toegezegd is. Vreugde ook voor onszelf in het besef dat de strijd, aanvechtingen, teleurstellingen en verzoekingen die wij in ons leven in de zwakheid van een aards lichaam hebben gekend, met het áflopen van onze proeftijd voor altoos voorbij is.

Dank zij de nauwe gemeenschap met de verhoogde Here die wij hebben leren kennen, zullen we dan in staat zijn op het bericht van Christus' komst te reageren op de wijze waarover Jesaja spreekt in deze leerzame profetie van Gods gericht over de aarde. "Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de HERE, op wie wij hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft" (Jesaja 25:9). _

 

Met de Bijbel in de hand

No comments:

Post a Comment