Thursday 19 March 2009

Het evangelie naar Marcus Hoofdstukken 5-6

Het evangelie naar Marcus

VOORTZETTING VAN DE ARBEID IN GALILEA (5:1-6:29)

DIT gedeelte is een voortzetting van het verslag van Jezus' arbeid in Galilea. Na de gelijkenissen van het Koninkrijk volgen nu drie genezingswonderen: de bezetene aan de noord­oostelijke kant van het Meer; de vrouw met bloedvloeiing; en de opwekking van de dochter van Jaïrus, de overste van een synagoge. Hierop volgen drie andere gebeurtenissen: Jezus' prediking in de synagoge te Nazareth waar zijn vroegere dorpsgenoten aanstoot aan Hem nemen; de uitzending van de twaalf naar dorpen waar Jezus nog niet is gekomen, om het evangelie van het Koninkrijk Gods te prediken en te genezen; en ten slotte de griezelige dood van Johannes de Doper.

 

"En zij kwamen bij;Jezus en zagen de bezetene zitten; gekleed .en goed bij zijn verstand 5:15

 

Tegenover de Joodse beschaving ten westen van het Meer bevindt de lezer zich nu in een Griekse omgeving. En tegenover de hoge golven en de razende storm op het Meer, die Jezus met een enkel bevel tot kalmte heeft gebracht, razen in deze niet-joodse krankzinnige woesteling hevige emoties. De bewoners van deze streek hebben telkens gepoogd de handen en voeten van deze gevaarlijke mens met ketenen te boeien. Maar met een uitbarsting van onzinnige kracht weet hij ze te verbreken, zodat niemand het weer durft proberen. Men schuwt hem en de begraafplaatsen waar hij vertoeft.

Jezus, die de hevige storm had doen bedaren staat voor deze doldriftige stakker onbevreesd en medelijdend. Is het aan zijn kalme houding te danken, dat de krankzinnige aan zijn voeten I valt? Hij heeft kennelijk van de machtige wonderen van Jezus van Nazareth gehoord en spreekt Hem op niet-Joodse wijze aan als: "Zoon van de allerhoogste God". Steeds houdt Jezus zijn ogen op de waanzinnige gericht en vraagt naar zijn naam, alsof Hij hem uit zijn waan terug wil roepen tot het besef van wie hij is, van zijn identiteit. Jezus krijgt dan te horen, met een bizarre verwisseling van enkel en meervoud: "Mijn naam is legioen, want wij zijn velen" (v.9). Hier voegt hij het verzoek aan toe, dat Jezus hen niet uit de streek zal verjagen. Bewogen met medelijden spreekt Jezus opnieuw tot wat iemand beschreven heeft als 'dit afkeerwekkend en stuitend restant en karikatuur van een menselijk wezen', om zijn verzoek in te willigen. Tegelijkertijd holt een kudde zwijnen die vlakbij aan het weiden is, de helling af en de zee in, en komen in de golven om.

Verklaringen van dit merkwaardige gevolg zijn ook legioen. Maar afgezien van andere mogelijkheden een zichtbare verzekering aan de bezetene dat zijn kwaal volledig was genezen, het bestraffen van joden die geen zwijnen hadden moeten bezitten, enz. - demonstreert dit wonder, evenals het stillen van de storm, Jezus' macht om. de zondemacht die de wortel is van ziekte en kwaad, te overwinnen. Met deze symbolische betekenis voor ogen van wat Christus in de eindtijd zal doen, mogen we toevoegen wat van het leger verdronken in de beek Kison werd' gezegd: "Zo zullen omkomen al uw vijanden, 0 HERE!" (Richt. 5:31).

Waarom beveelt Jezus de man, die Hem liever als zijn discipel wilde volgen, naar huis te keren en iedereen te vertellen wat de Here voor hem gedaan had? Jezus had immers eerder mensen verboden over hun genezingen te spreken. Waarschijnlijk omdat in Galilea zijn voornaamste taak, het prediken van het evangelie, steeds verhinderd werd door een menigte die om Hem aandrong om genezen te worden. In deze streek niet.

"Indien ik slechts zijn klederen kan aanraken, zal ik behouden zijn." 5:28

Het volgende wonder dat Marcus verhaalt is voor de omstanders veel minder dramatisch. Voor de vrouw echter was haar genezing niet minder oorzaak van grote dankbaarheid. Gedurende twaalf lange jaren had zij geleden aan een kwaal waardoor haar leven ernstig werd verstoord. Naast de pijn en het ongerief was er nog altijd de akelige gedachte dat alles wat zij aanraakte daardoor onrein werd gemaakt, waardoor zij uitgestoten werd buiten de samenleving.

Door het kleed van Jezus aan te raken werd de vrouw genezen, terwijl Jezus merkte dat er kracht van Hem was uitgegaan. je zou de indruk kunnen krijgen dat het wonder op een fysieke en onpersoonlijke wijze is geschied, zoals het aanraken van een elektrische lading. Maar terwijl in dit bijzondere geval de genezing geen beslissing en bewuste daad van Jezus blijkt te zijn, wist God wel van het geloof waarmee deze vrouw tot Jezus was gekomen. De genezing is dus niet automatisch maar is geschied door de bewuste daad en werking van God in zijn geliefde Zoon.

De discipelen hebben blijkbaar moeite met Jezus' vraag: "Wie heeft Mij aangeraakt?" Hoe kan Hij zoiets zeggen, gezien de moeite die zij hebben door de aandringende massa mensen in de nauwe straat verder te lopen om op hun plaats van bestemming te komen? Maar zoals gewoonlijk heeft Jezus alle tijd. Met zijn eis heeft Hij het geloof van de vrouw zeer op de proef gesteld. Zij, die de reinen onrein maakte, had op slinkse wijze gedurfd de Profeet uit Nazareth aan te raken! Zij moest voor al die mannen haar kwaal bekend maken, maar dan ook de blijde constatering dan zij eindelijk genezen was. Het geloof in haar hart belijdt ze nu met de mond en zij gaat terug naar huis met dat verlossende woord van Jezus, dat zij nooit vergeten zal:

 

"Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede en wees genezen van uw kwaal" (v.34).

“En het meisje stond onmiddellijk op en het kon lopen; want het was twaalf jaar.” (5:42)

 

Deze dochter wan Jaïrus, overste van de synagoge, was twaalf jaar oud. Gedurende de periode in haar leven waarin de genezen vrouw steeds last had, had dit meisje haar eerste levensjaren meegemaakt. Nu lag zij te sterven, wat velen zouden hebben beschouwd als bewijs dat haar ouders schuldig waren aan zonden: "Als een wijnstok laat hij zijn druiven onrijp vallen en als een olijfboom werpt hij zijn bloesem af" (Job. 15:33). Tegen de wens van de Farizeeën had Jaïrus toch telkens een ongeschoolde rabbi in de synagoge aan het woord laten komen.

Was dit dan de reden dat zijn dochter ging sterven en dat Jezus, ondanks al de hulp van de twaalf, door de aandringende massa op straat zich zo moeilijk en langzaam een weg wist te banen? En nu komt er nog verder vertraging door Jezus' aandacht voor deze vrouw. Als bevestiging van al zijn zware vermoedens hoort Jaïrus datgene wat hij gevreesd had: 'Te laat! Uw dochter is al gestorven!' En het bericht wordt opnieuw bevestigd als hij zijn huis nadert en het gejammer van de gehuurde klaagvrouwen hoort.

Tezamen met Johannes, Jacobus en Petrus treedt Jezus de kamer binnen, waar het meisje in haar kortstondige doodsslaap ligt. Evenmin als contact met een onreine vrouw, zou zijn aanraking van dit dode lichaam Hem onrein maken. Evenals in de storm op het Meer en de genezing van de bezetene is maar één bevel voldoende: "Meisje, ik zeg u, sta op!" (v 41).

 

“Waar heeft Hij deze dingen vandaan en wat is dat voor een wijsheid, die Hem gegeven is? En zulke krachten, als door zijn handen geschieden?” ( 6:2)

 

Jezus was uit Nazareth vertrokken als de bekende timmerman om door Johannes de Doper gedoopt te worden. Hij komt nu terug tot zijn dorpsgenoten die intussen vele merkwaardige verhalen over Hem hebben gehoord. Als zij naar Hem luisteren zijn ze verbaasd. Hoe is het mogelijk dat de arbeider die zij meenden zo goed te kennen, in staat is op deze wijze te spreken en zulke grote wonderen te verrichten? Jesaja had eens zijn onaanzienlijke afkomst en de geringschatting van zijn volk voorzien; "als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien" (Jes. 53:2).

Evenals andere mensen wist Jezus lang niet altijd wat Hij van mensen te verwachten had. "En Hij was niet bij machte, daar een enkele machtsdaad te doen ... En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof" (v.5-6, vert. Prof. Brouwer). Slechts op twee plaatsen in de evangeliën komt dit grondwoord voor verwondering met betrekking tot Jezus voor. Hij verwonderde Zich over het onverwachte geloof van een heidense soldaat (Matth. 8: 10), maar dan ook over het gebrek aan een geloof dat Hij van zijn eigen volk had kunnen verwachten.

“En Hij riep de twaalven tot zich, en begon hen uit te zenden, twee aan twee, en Hij gaf hun macht over de onreine geesten.” (Mr 6:7 PALM)

 

Deze uitzending van de twaalf markeert een nieuw stadium waardoor het evangelie van het Koninkrijk op vele plaatsen gebracht zou worden. "En zij vertrokken en predikten, dat zij zich zouden bekeren." Voor de discipelen was deze uitzending een leerzame voorproef van de taak, die Jezus' hen na zijn opstanding zou opleggen, het evangelie van het Koninkrijk tot de gehele wereld te brengen.

 

"Johannes de Doper is opgewekt uit de dóden en daarom werken die krachten in hem," 6:14

 

Berichten over Jezus' wonderen hebben het hof in Tiberias bereikt en verontrusten koning Herodes. Naar aanleiding hiervan vertelt Marcus wat met Johannes is gebeurd. Als boeteprediker had Johannes Herodes verweten met de vrouw van zijn broer in het huwelijk te zijn getreden. De wet van Mozes noemde deze daad bloedschande (Lev. 18: 16; 20:21). Daarmee had Johannes Herodias persoonlijk aangevallen en haar positie als de vrouw van Herodes bedreigd. Als gevolg hiervan zette Herodes hem gevangen in de vesting Machaerus, aan de oostelijke kust van de Dode Zee.

Johannes had in Jezus de langbeloofde Messias van Israël gezien die, zoals zijn vader Zacharias bij zijn besnijdenis had gezegd, zijn volk zou "redden van onze vijanden en uit de hand van allen, die ons haten" (Luc. 1:71). In zijn openbare prediking had Johannes van Hem gezegd: "Iedere boom, die geen goede vruchten voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen" (Luc. 3:9). Zo'n slechte boom was Herodes: waarom dan laat Jezus Johannes verkwijnen in de gevangenis? Herodias wist op gruwelijke wijze Johannes te laten vermoorden. Johannes was gekomen als een tweede Elia. Elia wist naar Horeb te ontsnappen. Maar voor Johannes was er geen vlucht mogelijk. •

No comments:

Post a Comment