Showing posts with label gelijkheid. Show all posts
Showing posts with label gelijkheid. Show all posts

Wednesday 8 March 2017

Vrouwendag 8 maart 2017

Ook al mag er een tendens zijn dat veel West-Europese mannen vervrouwelijken, mag de vrouw zich nog steeds in het hoekje gedrongen voelen. Op veel plaatsen wordt de vrouw nog steeds als de mindere of minder bekwame aanschouwd. Toch zouden heel wat mannen moeten weten dat ze helemaal niet zonder die vrouw kunnen.
Is het omdat de man diep in zich nog steeds het gevoel heeft dat de mannin of 1ste vrouw hem een loer gebakken heeft dat bepaalde mannen nog steeds op wraak belust zijn en de vrouwen bekijken als een gevaarlijke verleider. 

De wereld acht het nodig om toch die vrouwen, al was het één maal per jaar, in de bloemen te zetten. Vandaag ziet men dan ook graag over heel de wereld een "vrouwendag".
Moet de vrouw zich daar mee tevreden stellen met hoogstens één keer per  jaar een schouderklopje te krijgen?

Vrouwen moesten in in onze patriarchale maatschappij de voorbije eeuwen sterk opkomen voor hun rechten op het gebied van arbeid en kiesrecht. Uiteindelijk hebben ze na een lange en harde strijd wel stemrecht gekregen en de twee wereldoorlogen hebben het er toe gebracht dat vrouwen opgeroepen werden om hun "manskracht" boven te halen. Alhoewel na de eerste wereldoorlog men graag de vrouw terug aan de hard wenste, lieten de vrouwen zich nu niet meer doen en boden weerwerk. Het zou echter nog vele jaren duren eer de vrouw echt meerdere kansen zou krijgen om voor een job te gaan studeren.

Heden kunnen wij op meerdere plaatsen een vijfvoud van vrouwen vinden in bepaalde jobs, maar opvallend is daarbij dat het meestal de minder betaalde plaatsen zijn die vrouwen toegereikt krijgen. Aan de verloning van de vrouw moet nog heel wat gedaan worden. Gelijkheid van kansen moet er zijn en gelijkheid van verloning voor het zelfde werk.

Vandaag is het weer zo ver dat men daar even extra aandacht voor vraagt. Om de mannen eens te laten voelen waar de vrouw staat werd er zelfs opgeroepen tot een vrouwenstaking. Moesten de vrouwen eens allemaal solidair zijn en op 8 maart 2017 eens helemaal niets doen, waar zouden de mannen dan staan? Economisch zal het misschien niet veel uitmaken. De industrie zal er ook niet veel van merken. De zorgsector zou vast en zeker in de zware problemen geraken, maar dat is juist de tak van onze gemeenschap waar de meeste mensen niet voor geïnteresseerd zijn, enkel die wel moet klaar staan voor hen als zij er beroep op willen doen.

Nog steeds kunnen wij veel grootspraak van mannen horen hoe zij de vrouw als seksobject hebben kunnen gebruiken. In plaats die mannen eens goed op hun plaats te zetten worden zij in vele kringen nog als 'ware mannen' of 'helden' bekeken.

Er is nog steeds een lange weg af te leggen .....

+

Lees ook
  1. Nederlandse man vervrouwelijkt volgens Jaap Marinus
  2. Toffe persoon van het jaar 2011
  3. Conservatieve rolpatronen en huishoudtaken
  4. Een keten van vrouwen tegen het besparingsbeleid van de regering!
  5. Vrouwenbewegingen uit 46 landen roepen op tot Women's Strike

Wednesday 21 January 2009

De Leidsman van geloof


ZELFS op de leeftijd van twaalf jaar had jezus een sterk besef van een bijzondere zending. Tegen Maria en jo­zef, die Hem drie dagen hadden ge­zocht voordat zij Hem in de tempel vonden, zei Hij: "Wist gij niet, dat Ik bezig moet zijn met de dingen mijns Vaders?" Toen Hij in Nazareth onder de dagelijkse invloed van gebed, de Schriften en een vrome moeder vol­wassen werd, nam zijn kennis en inzicht steeds toe. Toen Hij op dertig­jarige leeftijd naar johannes de Doper ging, om gedoopt te worden, wist Hij wat Hij te doen had en hoe zijn zen­ding zou aflopen.

De vier evangeliën bevatten ver­scheidene uitspraken waarin jezus vertelt waarom Hij door de Vader gezonden werd of gekomen is. Om de wet en de profeten te vervullen. Om het evangelie aan de verloren schapen van het huis lsraëls te verkondigen. Om het verlorene te zoeken en te redden. Om zijn leven te geven als losprijs voor velen. Opdat mensen leven hebben en in overvloed.

Wat voor openbaringen Jezus van zijn Vader heeft ontvangen, met nade­re aanwijzingen van wat Hij te doen en te verwachten had, weten wij niet. Wat wij wel kunnen nagaan is hoe sterk de invloed van de Schrift op Hem was. Kort na zijn optreden in Galilea zei Hij dat de dagen zouden komen wanneer Hij van zijn discipelen wegge­nomen zou worden. Dit had jesaja, in zijn vierde profetie aangaande de Knecht des Heren voorzegd, een profetie waaruit Jezus enkele keren heeft geciteerd: "Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesne­den uit het land der levenden?" (Jesaja 53:8). Later zei Hij tegen de twaalf:
"Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en al wat door de profeten geschreven is, zal aan de Zoon des mensen volbracht worden. Want Hij zal overgeleverd worden aan de heidenen en bespot en gesmaad en bespuwd worden, en zij zullen Hem geselen en doden, en ten derden dage zal Hij opstaan" (Lucas 18:31-32). Hij beval Petrus in Gethse­mane zijn zwaard terug te brengen op zijn plaats, zeggende: "Hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het aldus moet geschie­den?" Na zijn opstanding verweet Hij de discipelen dat zij de profetieën van zijn lijden, dood en opstanding niet geloofden. Door te verwijzen naar wat over Hem geschreven stond in Mozes, de profeten en de psalmen opende Hij hun verstand, zodat zij de Schriften begrepen.

Jezus wordt verrast

Toch zou het een grove miskenning van Jezus' levenssituatie zijn als wij zouden denken dat Hij alles van te voren wist. Er zijn gelegenheden waar­bij Hij om informatie omtrent een ziekte vraagt. Tegen de vader van een bezetene knaap bijvoorbeeld: "Hoe­lang is het, dat dit hem overkomt?" (Marcus 9:21). Belangrijker nog zijn die gevallen waar Hij kennelijk verrast werd. Hij verwonderde Zich over het geloof van de Romeinse hoofdman, die inzag dat het niet nodig was dat Jezus naar zijn huis zou gaan om zijn knecht te genezen: zijn bevel was voldoende. "Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich en zeide tot hen, die Hem volgden: Voorwaar, zeg Ik u, bij nie­mand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden" (Matth. 9: 10). Hij verbaasde Zich over het ongeloof van zijn vroegere dorpsgenoten in Nazar­eth (Marcus 6:5). Hij wist niet wanneer Hij naar de aarde terug zou komen ­al wist Hij wel dat er ook geen enkele engel was die dit wist!

Er zijn ook aanduidingen dat Hij niet van tevoren wist wanneer Hij bepaalde wonderen zou doen. Toen de wijn op een bruiloft opraakte en Maria Hem hierop attent maakte, zei Hij tegen haar: "Mijn ure is nog niet gekomen" (Johannes 2:4). De meest bevredigende verklaring van deze repliek is dat Hij op dat ogenblik niet wist dat Hij bij deze gelegenheid het eerste van zijn vele wonderen zou verrichten. De Vader had, mogen wij veronderstellen, zijn onzichtbare engelen reeds de opdracht gegeven een overvloed van wijn ter beschikking te stellen, maar Jezus wist dat van tevoren niet. De evangelist Johannes, die daar aanwezig was, schreef later erover: "Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heer­lijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem" (Johannes 2: 11).

Zo was het ook blijkbaar met het meest betekenisvolle wonder dat Jezus ooit deed, de spijziging van meer dan vijfduizend. Hiermee gaf Hij op zeer indrukwekkende wijze te kennen dat Hij het Brood des levens was en dat zon­der Hem zijn volk zou sterven even ze­ker als het volk Israël in de woestijn zonder het manna zou zijn gestorven. Toch bevond Hij Zich in die situatie omdat zijn intentie Zich met de twaalf terug te trekken, door de menigte werd verijdeld. Hij wilde gaan "naar een eenzame plaats, alleen". Maar ter­wijl Hij met de twaalf het Meer van Galilea met een boot overstak, liep een menigte rond de noordelijke oever en was Hem vóór. "Toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote schare, en Hij werd met ontferming bewogen" (Matth. 14: 14). Ook in dit geval mogen wij veronderstellen dat Hij niet van tevoren wist met welk groot wonder Hij zou tonen dat Hij het Brood des levens is.

Jezus' spontane reacties

Door in te zien dat Jezus lang niet al­les wist kunnen we beter begrijpen dat zijn reacties op zijn ontvangst onder zijn tijdgenoten spontaan waren. Zijn verdriet vanwege de kille on­verschilligheid van de bewoners van Capernaüm of Bethsaida was pijnlijk omdat Hij iets beters had kunnen verwachten. De terugkeer van de uitgezonden tweeën zeventig disci­pelen, met onverholen blijdschap om­dat ze mensen hadden kunnen genezen, wekte in Hem vreugde en dankbaarheid op: "Terzelfder tijd verblijdde Hij Zich door de Heilige Geest en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstan­digen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U" (Lucas. 10:21). Nog een ander voorbeeld dat Jezus werkelijk be­droefd was over een situatie die voor Hem kennelijk niet onvermijdelijk was, is te zien in zijn klacht over de stad waar Hij zo ernstig had getracht zijn volk tot geloof en inzicht te brengen. "Jeruzalem,Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt het niet gewild" (Matth. 24:37). Zowel zijn pogingen als zijn teleurstelling getuigen van een reële gelegenheid die zijn volk had verwor­pen.

Geloofsgetuige bij uitnemendheid
  
Om zijn lezers aan te sporen tot vol­harding, vestigt de schrijver van de brief aan de Hebreeën hun aandacht op vele van de geloofsgetuigen die hen zijn voorgegaan. Hij brengt zijn revue tot een hoogtepunt met het grootste voorbeeld van alle. "Laat ons oog daar­bij alleen gericht zijn op Jezus, de leids­man en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods" (Hebreeën 12:2). De laatste woorden ge­ven aan wat de vreugde was, die vóór Hem lag. Hij was vertrouwd met Da­vids profetische psalm waarin hij Gods uitnodiging tot de Messias van Israël openbaart: "Aldus luidt het woord des HEREN tot mijn Here: Zet u aan mijn rechterhand" (Psalm 110: 1). Jezus' geloof in de vervulling van deze woorden was een "vertrouwen bij hetgeen gehoopt is en een overtuiging aangaande wat niet gezien wordt" (Hebreeën I I: I, Leidse vert.). Paulus' woorden gelden even­zeer voor Jezus als voor anderen:
"Maar hoop, die gezien wordt, is geen hoop, want hoe zal men hopen op hetgeen men ziet?" (Romeinen 8:24).

Als Jezus, toen Hij op aarde was, de herinnering had van eeuwig leven met God in de hemel, en ook met zeker­heid wist alles wat zou gebeuren, dan was Hij zeker niet "in alle opzichten aan zijn broeders gelijk geworden" (Hebreeën 2: 17). Wat voor verzoeking kon er zijn als het gevolg daarvan reeds bij voorbaat vaststond? Noach, Abraham, Mozes illustreren het geloof dat aan Gods belofte vasthoudt en de onbe­kende toekomst met vertrouwen tege­moet gaat. Noach bouwde een grote ark op het vaste land enkel op grond van Gods bevel, toen er geen enkele aanwijzing was van de komst van een uitgestrekte watervloed. Abraham ondernam een reis naar een verafgele­gen land, "zonder te weten waar hij komen zou". Mozes gaf het aanzien en de rang van iemand die gezien werd als een dochter van Farao prijs omdat zijn blik op de toekomst gevestigd was. Zo was het ook met Jezus. Als Gods enig­geboren Zoon was Hij uniek, maar als de Zoon van Maria had Hij gedurende zijn proeftijd deel aan de beperkingen van leven in een lichaam van vlees en bloed. Op grond van zijn gehoorzaam­heid tot de kruisdood toe heeft God Hem uitermate verhoogd en verheer­lijkt met zijn eigen goddelijke attribu­ten. •



- Met de Bijbel in de hand (Maandblad van de Broeders in Christus)