Showing posts with label profeet. Show all posts
Showing posts with label profeet. Show all posts

Thursday 17 December 2020

Amerikaanse profeten in het ongelijk gesteld

Hopelijk gaan heel wat Amerikanen nu eens ernstig nadenken over hun zogenaamde hedendaagse profeten.

Voor dat de 45ste president van Amerika verkozen werd en aantrad waren er al heel wat geestelijken in Amerika die zich uitspraken dat God Donald Trump had uitgekozen om niet alleen de Verenigde Staten van Amerika te redden maar zelfs de hele wereld. Toen hij in functie was en Jeruzalem uitriep tot hoofdstad van Israël waren ze nog meer opgetogen en zagen dit als een vervulling van Gods Wens om Jeruzalem als hoofdstad van het Beloofde Land te hebben.

Bij bepaalde wetsuitvaardigingen stonden enkele dominees met hun handen boven het hoofd van Donald Trump om hem als gezegende van God te laten optreden.

Dat op een bepaald moment de president met de Bijbel stond te zwaaien en te doen stond alsof hij sterker was dan al die betogers en meer kon dan Gods Woord deerden de geestelijken niet hoe hun president mensen onheus behandelde.

Er waren meerdere christen-leiders in Amerika die voorspelden dat Trump de door God aangestelde president was die nogmaals een termijn zou vertolken om het werk van God op aarde te volbrengen. Die vermeende verkiezingswinst van Trump die zovelen voorspeld hebben met een beroep op visioenen en de directe stem van God blijk nu niet uit te komen.

‘Profeet’ Jeremiah Johnson heeft zelfs drie visioenen gehad die bevestigden dat Biden een seniele oude man is en dat Trump president zou blijven. Johnson beweerde:

 ‘Óf een leugenachtige geest heeft de mond van talloze betrouwbare profetische woordvoerders in Amerika gevuld; óf Donald J. Trump heeft werkelijk gewonnen en we zijn getuige van een duivels plan om de verkiezingen te manipuleren’.

Duidelijk zou men kunnen zeggen dat het duivelse geesten waren die predikers lieten meeheulen met die gevaarlijke man die als 45ste president van de V.S.A. de hele wereld met momenten de angst aan joeg. Hopelijk zullen meerdere mensen nu inzien hoe zij zeer hard moeten opletten eer zij zelfvernoemde profeten gaan volgen als 'waarheidsverkondigers'. Nu mag blijken dat zowel Johnson als vele van zijn aanhangers en andere 'profeten' eerder geloofden en aanhielden aan wishful thinking.Verder mag men hopen dat velen hun  ogen zullen open gaan als Biden eenmaal president is, hoe die voorgaande president zo veel schade heeft aangericht in het land, dat het enkele maanden, om niet te zeggen jaren, zal duren eer alles hersteld is. 

Men kan verder hopen dat nu heel wat mensen gaan inzien dat de profeten die zij volgden en de kerken die zij aanhingen en verkondigden dat zij de stem van God waren, dat deze ‘profeten’ valse profeten blijken te zijn geweest en hun gemeenschappen vast en zeker niet de hulp van God hebben die zij beweren te hebben.

Wednesday 14 February 2018

De Bijbel als instructieboek #3 De Taal van de Bijbel

Wij achten het profetische woord

daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats. (2 Pet. 1:19 )

Een bekend begrip in de Bijbel is ‘profetie’. De woorden profeet, profeteren, profetie komen bijna 450 maal voor in het OT en zo’n 200 maal in het NT, en toch hebben maar weinig mensen er een goed begrip van.
Profetie wordt geassocieerd met toekomstvoorspelling, terwijl het daar feitelijk maar heel weinig mee te maken heeft. En bij profeet denkt men aan Daniël, of misschien Elia, maar niet aan Mozes, of de Here Jezus.

Wat is profetie?


Om te begrijpen wat de Bijbel bedoelt met profetie en profeet, moeten we bedenken dat de Joods-Christelijke religie is gebaseerd op openbaring. Dat is een fundamenteel contrast met religies die zijn gebaseerd op, al dan niet mythologische, overlevering of op, al dan niet verborgen, inzichten van ingewijden. God vertelt zijn dienaren precies wat ze moeten weten, en dat is voor hen ook meteen de enige ter zake doende waarheid. Al de rest is speculatief.
Die leer en die waarheden zijn vanaf het eerste begin door God mondeling aan de mens overgedragen, en pas na verloop van tijd op schrift gesteld door mensen die God daarvoor heeft aangewezen. In het verhaal over het eerste mensenpaar in de hof zijn aanwijzingen te vinden voor contacten tussen God (naar we aannemen: in feite door middel van engelen) en de mensen, die lijken te wijzen op mondelinge instructie. En de traditie wil dat Mozes degene is geweest die dat alles op
schrift heeft gesteld. Details ontbreken ons, maar het proces moet er toch wel ongeveer zo hebben uitgezien. Maar Gods bemoeienis met de mens stopte daar niet, en op alle belangrijke keerpunten in de geschiedenis vinden we profetische activiteit, d.w.z. mondelinge begeleiding van de gelovigen door directe openbaring, afkomstig van God en overgebracht via door Hem aangewezen boodschappers, die we achtereenvolgens vinden aangeduid als ‘man Gods’, ‘ziener’ of ‘profeet’. Een profeet is dus iemand die mondeling aanvullende openbaring verschaft, bedoeld als leiding voor Gods volk. En veel daarvan is vervolgens voor latere generaties op schrift gesteld, en wij bezitten dat nu als ‘de Schrift’ of de Bijbel. Met andere woorden: alle Bijbeltekst is profetie!

Het profetische woord

Profeten in het OT

 

We zien dit op wat onverwachte wijze geïllustreerd, wanneer God Mozes opdraagt namens Hem naar Farao te gaan, waarbij zijn broer Aäron dan zijn woordvoerder zal zijn (omdat Mozes had geklaagd dat hijzelf zo’n slecht spreker was): “Maar de HEER zei: ‘Ik zal ervoor zorgen dat jij als God [dus als vertegenwoordiger van God zelf] voor de farao staat, en je broer Aäron zal je profeet [je woordvoerder] zijn” (Ex. 7:1). Feitelijk is Abraham de eerste die een profeet wordt genoemd, wanneer hij Gods regels duidelijk moet maken aan Abimelek (Gen. 20:7). Maar de eerste die in het OT volledig zo’n woordvoerder-functie heeft is toch Mozes:
 Luister goed. Als er bij jullie een profeet van de HEER is, maak ik mij in visioenen aan hem bekend en spreek ik met hem in dromen. Maar met mijn dienaar Mozes ... ga ik anders om: met hem spreek ik rechtstreeks, duidelijk, niet in raadsels (Num. 12:6-8)
 Maar Mozes had niet het eeuwige leven, en in zijn afscheidsrede kondigt hij aan dat God ooit een opvolger zou geven, iemand met wie Hij net zo zou omgaan:
Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal de HERE, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren ... Ik [God] zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied (Deut. 18:15, 18, NBG’51).

Dat slaat uiteraard op de Here Jezus, op wie Petrus deze woorden toepast in zijn toespraak in de tempel:
Mozes heeft al gezegd: “De Heer, uw God, zal in uw midden een profeet zoals ik laten opstaan; luister naar hem en naar alles wat hij u zal zeggen. Wie niet naar deze profeet luistert, zal uit het volk gestoten worden” (Hand. 3:22-23).
Maar tussen Mozes en Jezus lagen ruim 14 eeuwen. En in die tussentijd gaf God andere woordvoerders. Ook zij moesten zijn woorden overbrengen aan het volk. En Mozes geeft het volk een ‘toets’ die zij kunnen toepassen om te kunnen weten of zij inderdaad te maken hebben met
iemand die door God is gezonden:
Misschien vraagt u zich af: Is er een manier om te bepalen of een profetie al dan niet van de HEER komt? Die is er inderdaad: als een profeet zegt te spreken in de naam van de HEER, maar zijn woorden komen niet uit en er gebeurt niets, dan is dat geen profetie van de HEER geweest (Deut. 18:21-22).

de Taal van de Bijbel

 

In de praktijk betekent dit dat een profeet een ‘korte-termijn’ teken aankondigt; als dat komt, is dat het bewijs dat hij inderdaad door God is gezonden. We zien dat aan de profeet die Gods oordeel uitspreekt over het altaar dat Jerobeam heeft opgericht in Betel. En we lezen dan:
Hierop kondigde hij een wonder aan: ‘Dit is het teken dat het de HEER is die gesproken heeft: het altaar zal splijten en de as die erop ligt zal op de grond vallen’ (1 Kon. 13:3).
Als dat vervolgens gebeurt, is dat zijn legitimatie als profeet van God.
De taak van deze profeten was gewoonlijk om het volk op te roepen zich te bekeren en terug te keren tot Gods wetten, of om het te waarschuwen voor Gods oordelen voor het geval zij dat niet zouden doen, of in het uiterste geval om Gods oordeel aan te kondigen wanneer de situatie onherstelbaar was geworden. En alleen in dat laatste geval hebben
we te maken met de aankondiging van iets dat in de toekomst zal gaan gebeuren. De meeste van deze profeten worden ons met name genoemd, en van sommige (Jesaja, Jeremia, etc.) bezitten we zelfs de geschriften. Maar we vinden in de boeken der Koningen ook melding van groepen profeten, waarmee een soort kloostergemeenschappen
lijken te worden aangeduid. Verdere details ontbreken echter.

Profeten in het NT


In het NT ontmoeten we profetie als één van de ‘gaven van de Geest’.
De achtergrond daarvan zou ons intussen duidelijk moeten zijn. Het optreden van de beloofde Messias (de profeet zoals Mozes) had een geheel nieuwe situatie geschapen. Bovendien zou er op korte termijn een definitief einde komen aan het Oude Verbond. Er zouden zich onvermijdelijk allerlei situaties voordoen waar de bestaande schriftelijke
vastlegging van eerdere openbaring (ons Oude Testament) niet in voorzag. Daar was dus directe leiding van God voor nodig. Veel van deze leiding kwam van de apostelen via hun brieven, waar wij er een aantal van bezitten. Maar er was ook meer rechtstreekse leiding via gemeenteleden die deze ‘gave van profetie’ hadden. Zij konden rechtstreeks Gods leiding doorgeven aan de gemeente. Ook nu was er natuurlijk de vraag of deze uitspraken ‘echt’ waren, of dat degene die zich uitgaf voor zo’n profeet in feite slechts op eigen gezag handelde. En daarom zien we naast die gave van profetie ook de gave van ‘onderscheiding’, d.w.z. de gave om te kunnen beoordelen of een bepaalde uitspraak
inderdaad rechtstreeks van God kwam of niet.
... weer anderen (ontvangen) de kracht om ... te profeteren, om te onderscheiden wat wel en wat niet van de Geest afkomstig is, om ...
(1 Kor. 12:10)

Het profetische woord

 


Dit punt van echtheid was kennelijk toch een moeilijke kwestie, en we krijgen de indruk dat de gemeente te Tessalonica besloten had om maar liever alles te negeren dan risico’s te nemen met ‘valse’ profetie.
Want Paulus moet ze vermanen door te gaan met alle profetie te toetsen, omdat dat per saldo toch door de Geest gegeven leiding is:
Doof de Geest niet uit en veracht de profetieën niet die hij u ingeeft.
Onderzoek alles, behoud het goede (1 Tess. 5:19-21).
Maar de apostelen bedoelen in hun brieven met profetie meestal niet deze ‘dagelijkse leiding’ door de Geest, maar de boodschap van Verlossing uit het OT, dus het evangelie. Wanneer Petrus schrijft over de zekerheid van zijn geloof en van de boodschap die hij predikt, zegt hij:
Toen wij u de glorierijke komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden, baseerden wij ons niet op vernuftige verzinsels – integendeel ... (de stem van God) hebben wij zelf uit de hemel horen klinken toen wij met (Jezus) op de heilige berg waren (2 Pet. 1:16-18).
En de conclusie die hij daar uit trekt is dan:
En wij achten het profetische woord daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven (vs. 19, NBG’51).
Dat profetische woord is de boodschap van het evangelie, de boodschap van Verlossing. Dat gaat dus om de totale leer van de Bijbel, niet om een voorspelling van hoe de eindtijd er uit zal zien!

Valse profeten

 

Tot slot nog iets over valse profeten (Grieks: pseudoprofeten). Op de Olijfberg (Matt. 24) waarschuwt Jezus daar dringend voor, en alle apostelen nemen die waarschuwing over in hun brieven. Nogmaals Petrus:
Toch zijn er destijds onder het volk [van het Oude Verbond] ook valse profeten opgetreden, en zo zullen er ook onder u dwaalleraren verschijnen. Ze zullen met verderfelijke ketterijen komen en zelfs de meester die hen heeft vrijgekocht verloochenen (2 Pet. 2:1).
Merk op hoe hij die valse profeten gelijkstelt met dwaalleraren. Het gaat om valse
leer, verkondigd door mensen die wel beweren namens God te spreken, maar toch niet Gods woord prediken. En Johannes vertelt ons dat we ook op die mensen de ‘toets’ moeten toepassen die we hebben:
Geliefde broeders en zusters, vertrouw niet elke geest. Onderzoek altijd of een geest van God komt, want er zijn veel valse profeten in de wereld verschenen (1 Joh. 4:1).
Niemand van ons heeft nu nog de ‘gave van onderscheiding’, maar die hebben we ook niet meer nodig.
Wij hebben het geschreven woord, en kunnen elke leer daaraan toetsen. En we moeten daarom nooit verzuimen dat ook te doen.


-  R.C.R

Tuesday 10 February 2009

Jezus van Nazareth #6 Zijn unieke macht

Jezus van Nazareth

6. ZIJN UNIEKE MACHT


DE evangelisten Mattheüs en Lucas hebben in hun verslagen van Je­zus' geboorte het geheim van zijn unieke zoonschap ontsluierd. Daarmee laten zij ons zien waarom Hij "de eniggeborene des Vaders" wordt genoemd en zij geven ons ook de sleutel van zijn unieke macht onder zijn volk.

De mening dat de grote wonderen die Jezus deed het bewijs leveren van zijn Godheid, vindt in de Schrift geen steun. Integendeel. Als Hij vanwege een vermeende goddelijke natuur in staat was een storm op het Meer van Galilea met een woord te stillen, een hongerige menigte met vijf broden en twee vissen te verzadigen, of iemand die reeds dagen in het graf lag, terug naar het leven te brengen, dan was het niet nodig dat Hij bij zijn doop de kracht van de Heilige Geest van zijn Vader zou hebben ontvangen. God had immers voorzegd:
"Zie, mijn knecht. Ik heb mijn Geest op Hem gelegd" en heeft zijn woord in vervulling gebracht bij Jezus' doop in de Jordaan.

In zijn terugblik op Jezus' dienst­baarheid in zijn toespraak op de Pink­sterdag schreef Petrus zijn wonderen aan de daad Gods toe: "Jezus, de Nazo­reeër, een man, u van Godswege aange­wezen, door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw mid­den verricht heeft" (Handelingen der apostelen 1:22).
Het getuigenis van de apostel in het huis van Cornelius is van gelijke strekking: " ... Jezus van Nazareth, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, wel­doende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem" (Handelingen der apostelen 10:38). De kracht waarmee Jezus in staat was wonderen te verrichten was niet inherent maar werd Hem geschonken.


Kracht zonder mate


Hiermee is echter niet alles gezegd. De Geest Gods is bij tijd en wijle werkzaam geweest in andere profeten, maar nooit op de constante wijze waarmee Jezus wonderen heeft gedaan. Johannes zei van Jezus: "Want Hij, die God gezon­den heeft, die spreekt de woorden Gods, want Hij [God] geeft de Geest niet met mate. De Vader heeft de Zoon lief en heeft Hem alles in handen gege­ven" (Johannes 3:34-35). De geschiedenis geeft voorbeelden genoeg van de waar­heid van het dictum van de Engelse historicus Acton: 'Macht verderft; abso­lute macht verderft absoluut.' Waar is de mens die de verantwoordelijkheid zou kunnen dragen, macht zonder mate tot zijn beschikking te hebben voor zijn taak en toch onkreukbaar blijven? Het feit dat God bovennatuurlijke kracht in overvloed aan zijn Zoon geschonken heeft, is niet alleen een bewijs van zijn liefde maar ook van zijn volkomen vertrouwen op Hem. Alleen Gods Zoon zou zoveel macht kunnen hebben zon­der ooit misbruik daarvan te maken.

De verzoeking dat Hij de kracht Gods zou gebruiken om in zijn eigen behoefte te voorzien, heeft Christus eens voor al in de woestijn overwonnen, door te weigeren van een steen brood te maken. Niet alleen zijn gebruik van de Geest heeft op zijn discipelen een grote indruk gemaakt, maar ook het feit dat Hij deze kracht nooit voor zichzelf en nooit tegen zijn vijan­den heeft ge­bruikt. Als Hij een storm met een woord heeft kunnen stillen, had Hij ook zijn vijan­den met een woord van hun leven kun­nen beroven. Maar zij geven nooit blijk van angst, dat Hij de kracht die Hij klaarblijkelijk bezit, tegen hen zal ge­bruiken. De wonderen getuigen dus niet van Jezus' vermeende Godheid maar wel van zijn unieke zoonschap. Want alleen de Zoon van God zou zo'n grote verantwoordelijkheid kunnen dragen en daarbij ongeschonden van karakter blijven. Hoe groot de kracht ook was die Jezus ter beschikking had tijdens zijn leven op aarde, deze was niet absoluut. Want pas na zijn opstan­ding uit de doden, toen Hij verscheen aan vele volgelingen in Galilea, heeft Hij tegen hen gezegd: "Mij is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde" (Mattheus 28:18).

De vergiffenis van zonde

Dit kan ook gezegd worden van een andere uiting van zijn unieke macht, de zonden van mensen te kunnen verge­ven. De profeet Nathan was naar David gegaan met de mededeling: "De HERE heeft uw zonde vergeven" (2 Samuel 12: 13). Maar Nathan was slechts Gods boodschapper, die David op de hoogte bracht van Gods vergiffenis. Toen Jezus tegen de verlamde zei: "Kind, uw zon­den worden vergeven", hebben de Jo­den terecht tegengeworpen: "Wie kan zonden vergeven dan God alleen?" (Marcus 2:5-7). Een theoloog heeft over deze kwijt­schelding opge­merkt 'Als Jezus niet God was, dan was Hij een godslasteraar. Er is geen derde mogelijkheid.' Maar er is echter wèl een derde mogelijkheid. Dat Jezus de zonden van de verlamde werkelijk voor Gods ogen had kwijtgescholden heeft Hij bewezen door de man te hebben genezen, zodat Hij kennelijk geen godslasteraar was. Maar Hij heeft dit kunnen doen, niet omdat Hij van nature God was, maar omdat de Vader zijn geliefde Zoon, op wie Hij volko­men kon vertrouwen, niet alleen de kracht van de Heilige Geest geschonken had, maar ook de bevoegdheid had gegeven de zonden van mensen te ver": geven. Dit deed Hij niet vanwege zijn 'natuur' of Godheid maar krachtens het gezag dat zijn Vader Hem verleend had. Van oudsher had God vanuit de hemel de zonden van mensen vergeven. Nu heeft een Mens op aarde de bevoegdheid ontvangen dit te doen. Wellicht ligt hierin de betekenis van Jezus' woorden: "opdat gij moogt we­ten, dat de Zoon des mensen macht heeft op aarde zonden te vergeven" (Marcus 2: 10). Hij scheldt de zonden kwijt, niet vanwege zijn vermeende goddelijke natuur maar als de gevol­machtigde Zoon des mensen (Johannes 5:30).

Dat deze macht echter niet absoluut was, blijkt uit zijn gebed aan het kruis: "Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen" (Lucas 23:34).

De inspirerende kracht van profetie

 De profeten in Israël hebben gewoon­lijk hun volk toegesproken nadat zij een specifieke boodschap van de Here had­den ontvangen. Haggaï bijvoorbeeld noemt de datums wanneer de vier pro­fetieën opgeschreven in zijn boek aan hem zijn geopenbaard. Jeremia vertelt ons hoe het volk, dat in het land was overgebleven na de wegvoering van velen naar Babel, tot hem kwam met de vraag wat zij moesten doen. Pas tien dagen later heeft God zijn antwoord aan zijn profeet gegeven (Jeremia 42:1 e.v.). In antwoord op de vraag eens aan Jesaja gesteld: "Wachter, wat is er van de nacht", raadt de profeet: "Kom maar terug!" (Jesaja 21:12).

Er is geen enkele aanduiding dat Jezus op Gods openbaring moest wach­ten. Als de gelegenheid ervoor geschikt was had Hij een boodschap voor zijn volk al klaar. Hij wist altijd het gezag­hebbende antwoord te geven op de vele vragen die Hem gesteld werden, ook op de strikvragen van de godsdienstleraars die Hem in verlegenheid wilden bren­gen. Zo verstandig waren zijn antwoor­den dat zij zijn opgehouden met hun vragen. "Zij verwonderden zich en zij lieten Hem verder ongemoeid en gin­gen weg" (Mattheus 22:22).
Toch zou het in strijd zijn met Je­zus' eigen verklaring, hieruit te conclu­deren dat Hij als profeet heeft kunnen spreken omdat Hij God was. Zijn profe­tische bekwaamheid was niet uit Zich­zelf ontsproten maar was de gave van zijn Vader. In zijn toespraak in de syna­goge te Nazareth paste Jezus op Zich­zelf Jesaja's profetie van de Knecht des Heren toe. "De Geest des Heren is op Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, om aan armen het evangelie te brengen" (Luc. 4:18).

Hoezeer Hij van de Vader afhanke­lijk was voor zijn openbaringen blijkt zonneklaar uit zijn verklaring. "Want Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet... Wat Ik dan spreek, spre­ek Ik zó, als de Vader Mij gezegd heeft" (Joh. 12:49-50).

De Zoon afhankelijk van de Vader

De evangeliën laten ons zien hoe Jezus een menselijke natuur had en dat Hij in alle opzichten afhankelijk van de Vader was. Hij zei nadrukkelijk: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen" (Johannes 5: 19). Zo belang­rijk is zijn afhankelijkheid dat Hij dit herhaalt: "Ik kan van Mij zelf niets doen" (v.30). Er is geen ruimte voor de gedach­te dat Hij een goddelijke natuur bezat, waardoor Hij de inherente macht had wonderen te verrichten, de bevoegdheid mensen te vergeven, of met eigen gezag zijn volk toe te spreken. -

 - Met de Bijbel in de hand

+


++

vindt ook
Een Groots Geschenk om te herinneren
Een man die de geschiedenis van het mensdom veranderde
Het begin van Jezus #3 Voorgaande Tijden
Het begin van Jezus #6 Beloften van innerlijke zegeningen
Het begin van Jezus #7 Een Nieuwe Adam, zoon van Abraham
Het begin van Jezus #8 Beloofde Gezalfde zoon van God
Het begin van Jezus #13 Een te komen mens
Jezus van Nazareth #2 De zoon van Maria
Jezus van Nazareth #3 De Zoon van God
Jezus van Nazareth #4 Die geen zonde gedaan heeft
Jezus van Nazareth #5 Zijn Unieke persoonlijkheid
Jezus van Nazareth #7 Zijn Leven van gebed
De Knecht des Heren #4 De Verlosser
De Knecht des Heren #5 De Gezalfde gezant
Dienaar van zijn Vader
De Leidsman van geloof
Zalving van Christus als profetische repetitie van de begrafenisrituelen
De Gezalfde en de eerste dag van de feestperiode van Ongezuurde Broden